maandag 15 augustus 2011

Een paleis

In paleis het Loo is een expositie over prinses Maxima. Siebe wil er graag heen en op onze trouwdag gaan we samen een dagje naar Apeldoorn. Ik voel me mooi, met mijn trouwschoenen en mooie hoed … maar vergeleken bij de prinses ben ik maar een gewoon meisje, of erger nog: een gewone vrouw van middelbare leeftijd. (Zou iedereen van mijn leeftijd zich eigenlijk nog een meisje voelen?)

Als ik erover nadenk is het vreemd, want ieder mens is eigenlijk even gewoon, of anders gezegd: even bijzonder. Er is niemand zoals jij, op de hele wereld niet, en zo is ieder mens even bijzonder en even uniek. Maar zo eenvoudig is het niet, of althans: zo eenvoudig hebben wij het niet gelaten. Want als sinds mensenheugenis willen mensen verschil maken en willen zij verschil zien.

Als jong meisje (toen echt) werd ik predikantsvrouw in Noordoost Groningen. Vol verbazing en verbijstering leerde ik de standsverschillen kennen: het verschil tussen boeren en arbeiders, en de hiërarchie die jou je eigen plekje gaf, op grond van je geboorte en van je rol. Natuurlijk zijn er verschillen tussen mensen in opleiding, talenten, mogelijkheden, en die worden versterkt of beperkt door het milieu waarin je opgroeit en de kansen die je krijgt. Maar ten diepste zijn alle mensen gelijk: op zoek naar liefde en geluk, bang voor ongeluk en dood, kwetsbaar en sterk tegelijk.

In de tentoonstelling over Maxima en het koningshuis, voel je hoe dat wringt: het zijn gewone mensen, en tegelijkertijd helemaal niet. Hun rol en positie maakt hen anders, en dat heeft iets onwerkelijks en iets vreemds. Wat moet het moeilijk zijn om, terwijl je eigenlijk een heel gewoon mens bent, in een dergelijke rol te moeten functioneren.

In een andere vleugel van het paleis is een ander expositie. Dure klokken, bijzondere zetels en serviezen … de rijkdom en exclusiviteit straalt eraf. Maar mooi vind ik het niet. In een van de zalen staat een zilveren servies. Er is echt van gegeten … Ik dacht dat dat alleen iets van verhaaltjes was: eten van zilveren of gouden borden. Maar het gebeurt kennelijk écht. De borden zitten vol krassen van het bestek. Zilver is helemaal niet geschikt om van te eten. Het ziet er heel armoedig uit, zo’n bekast bord. Ik ben blij met mijn handgebakken aardewerken servies uit het klooster van Taizé.

Boven zijn er oorkondes en ridderordes … vreemde instellingen om mensen een aparte status te geven. In onze tijd is een lintje krijgen een blijk van waardering, vaak ook voor maatschappelijke betrokkenheid. Maar vroeger was het duidelijk een kwestie van macht, en al dat machtsvertoon stuit me tegen de borst.

Tenslotte gaan we het paleis in en dwalen door de ingerichte kamers. De muren vol exclusief behang, vol ornamenten en kleuren. Aan de wand statige schilderijen en overal kostbare beelden en voorwerpen. Het is allemaal nog al somber en donker, statig en stijf. Het is mij allemaal te overdadig en te veel om indruk te maken. Natuurlijk stammen deze kamers en hun inrichting uit een andere tijd. Maar het is moeilijk voor te stellen dat je hier gelukkig en vrolijk zou kunnen zijn. 

Ik kijk naar buiten en zie de tuin: de heggetjes zijn heel precies gesnoeid en niets is aan het toeval over gelaten. Het is mooi, maar tegelijkertijd gaat er een beklemming van uit. Hebben de mensen die hier geleefd hebben dat ook niet zo ervaren: dat ze stijf in het gelid moesten staan, en niet uit konden groeien zoals ze bedoeld waren?

In een klein kamertje staat speelgoed: het is van koningin Wilhelmina geweest. Een poppenhuis, een serviesje, een poppenwagen; voor toen een ongekende luxe, maar voor mij iets herkenbaars en menselijks. Ook hier, in deze sombere kamers, heeft een kind kunnen spelen.

Tussen de spiegels in gouden lijsten, de ingetogen voorouders op de schilderijen en de kostbaarheden staat af en toe een vaas met bloemen. Het zijn margrieten en klokjes, allemaal gewone tuinbloemen in alle kleuren: bont en vrolijk. Dit vind ik mooi! Eindelijk vind ik iets, wat mij inspireert en verwarmt. Als ik verder zoek, vind ik tussen de zware tapijten af en toe stukjes van de houten vloer: brede planken waaraan je kunt zien dat ze al lange tijd dienst doen. De rijkdom en overdaad wil ik hier in het paleis laten. Maar de mooie zomerbloemen en de houten vloerplanken, die wil ik in gedachten meenemen naar huis.

een 'simpele' goudsbloem
Het is verbazingwekkend dat dit kasteel met alle pracht en praal mij zo weinig zegt. Ooit was ik met Hike-Flurina, onze oudste dochter, in een Volkskunst-museum in Wenen. Ik weet nog hoe enthousiast ik was, en hoe ik regelmatig mijn tekenboekje tevoorschijn haalde en later in het winkeltje allerlei kaarten kocht. Ik houd meer van de schoonheid van het alledaagse, van het gewone. Juist het gewone is zó bijzonder: de binnenkant van een appel – met het sterretje erin -, een doorgesneden rode kool, de borduursteekjes van een merklap en een houten doosje, vol met uitgesneden bloemen en sterren. Mijn eigen huis, hoe gewoon ook, is voor mij meer paleis dan paleis het Loo. En dankbaar en blij stap ik mijn eigen gewone leven weer in!