zondag 3 juli 2011

Op de heuvel van Taizé (3)

Elk klein Frans dorp heeft een kerk. Alle dorpjes rond Taizé hebben dat ook. In de week dat ik in Taizé ben, wandel ik graag en dan is zo’n kerkje mijn doel. Ik zit er graag een poosje. Vooral het kerkje van Ameugny is een bijzonder plekje. Het is een oud Romaans kerkje, heel sober van binnen en met duidelijke sporen van eeuwenlang gebruik. En dan niet alleen door mensen: vorig jaar had een zwaluw een nest in de gewelven gemaakt, en de zwaluwen vlogen af en aan de kerk in.

Maar nu is het er rustig en ik zit er helemaal alleen. Voor in de kerk staat een brandend lichtje, met een bos verse bloemen erbij. Altijd staan hier bloemen; er zijn kennelijk mensen die daar heel trouw voor zorgen. Je voelt in deze kerk als het ware de geschiedenis: alsof de liederen die er gezongen zijn nog ergens achtergebleven zijn. Hier zijn kinderen gedoopt, jonge mensen getrouwd, en vanuit deze kerk zijn mensen begraven. Rondom de kerk zijn hun graven te vinden, versierd met bloemen.

Honderd jaar geleden stond dit kerkje hier ook al zo, en kwamen er mensen tot rust, net als ik. Ook toen zullen de mensen er geloof en vertrouwen gevonden hebben, net als hun ouders, grootouders en overgrootouders. Over vijftig jaar zal deze kerk er nog staan, even rustig en stil als nu. Ik besef dat ik er dan niet meer zal zijn. Een mensenleven is, vergeleken met dat van dit kerkje, maar kort. Mensen komen en gaan, en dit kerkje blijft staan. Eeuw in, eeuw uit, als een teken van de eeuwigheid. Zo is dit kerkje teken van iets wat boven een klein mensenleven uitstijgt, iets groters en blijvends.
in het kerkje van Ameugny, bij Taizé
Het is vreemd om te bedenken dat ik er over 50 jaar niet meer zal zijn. Maar het is bemoedigend dat dit kerkje blijft. Als een rots in de branding, als een teken van vertrouwen, als een symbool voor dat wat een klein mensenleven overstijgt: de durende liefde van God, de kracht van het goede, de kracht van het leven.

Dan sluit ik de oude deur weer achter mij. Ik hoop hier nog eens terug te komen. Maar als ík het niet kan, zullen anderen er komen. En ook zij zullen hier iets vinden: rust, vertrouwen, geborgenheid en moed ……

Als ik weer in Taizé aankom, is het tijd voor het eten. Voor al die vele, vele gasten wordt er elke dag twee keer een warme maaltijd bereid. Het eten is eenvoudig, maar er is fruit bij, brood en kaas of yoghurt en zelfs koekjes. Ik geniet ervan dat ik zelf niet hoef te koken en ik geniet van al die jongeren die het eten uitdelen en in allerlei talen ‘eet smakelijk’ zeggen. Het eten is niet veel, maar het is genoeg. Thuis schep je vaak meer op dan je eigenlijk nodig hebt.

Boven het uitdeelpunt staat in alle talen dat je niet meer eten moet nemen dan dat je op kunt eten. ‘Gooi geen voedsel weg’, staat er bij. In ons deel van de wereld is voedsel zo vanzelfsprekend en zo overvloedig aanwezig, dat we eigenlijk niet meer beseffen hoe kostbaar het is. Hier sta je in de rij voor je eten, en eet je met aandacht en je krijgt niet meer dan er op je bord geschept wordt. Zo zou het thuis ook moeten: eten weer teruggebracht tot normale (pro)porties en tegelijkertijd kostbaarder dan anders.

Hier op de heuvel worden dingen als het ware tot hun essentie teruggebracht en ga je er anders naar kijken. Wonderlijk!