donderdag 2 februari 2012

Gastvrijheid

Deze middag dwaal ik door Sneek. Ik ben een poos in het scheepvaartmuseum, en als ik buiten kom is het inmiddels bijna donker. Ik loop langs een kerk en tot mijn verrassing is de deur open. Binnen is het donker, maar in een zijkapel naast het koor zie ik een stal met een lichtende ster erboven. Langzaam loop ik naar voren en zie Maria, Jozef, het kind in de kribbe. De os en de ezel kijken mij aan; hun ogen groot, als van verbazing en verwondering over  het  geheim van de geboorte. Ik ga een poosje in een kerkbank zitten om te delen in hun verwondering.

Het is mooi hoe in deze kerk, waar verder geen mens is, toch iets van het geloof te ervaren is. Aan de brandende waxinelichtjes te zien zijn er meer mensen even hier geweest, vanmiddag. Ik steek ook een kaarsje aan en het beeld van een engel waar het muntje in moet, dankt mij door zachtjes met haar hoofd te wiebelen.

Een kaarsje aansteken is een mooi gebaar. Het is jammer dat dat in protestantse kerken maar zelden mogelijk is. Het aansteken van een kaarsje is  het verlangen naar licht in de duisternis. In een oud, Frans kerkje, waar het binnen zo heel donker kan zijn, las ik eens:

Seigneur, allume une bougie dans mon coeur. Éclaire ses moindres recoins.
Heer, ontsteek een vlam in mijn hart, en verlicht het tot in de kleinste hoekjes.

foto: Auke-Florian Hiemstra

Het ontsteken van licht is een wezenlijk gebaar: er verandert iets; er komt een lichtpuntje, hoop, warmte ... Bij mijn kaarsje denk ik aan mijn kinderen, thuis. Nog even blijf ik zitten, zie mijn kaarsje branden.

Zo spreekt de kaars:
Draag mij op met een gelovig hart
en laat me niet alleen.
Ik ben dan liefdevol
als jouw gebed mij draagt.
Wanneer je bent weggegaan
zal ik hier blijven branden tot je terugkomt.
Ik zal aan anderen vertellen
dat je hier bent geweest.
Zo blijft de vlam van jouw kaars spreken
van de vlam in jouw hart
als jij je weg vervolgt.

Buiten buldert de wind en zelfs hier binnen bewegen de kaarsjes in de wind. Later ga ik het donker en het gure weer weer in. Mijn weg voert nog langs twee kerken. Ze zijn beide dicht. Groot spiegelen hun ramen in het licht van de straatlantarens.

Ik heb iets met kerkgebouwen. Niet zozeer vanwege het instituut kerk, maar vanwege de ruimte voor verwondering, voor dankbaarheid, voor stilte, voor verbondenheid, voor verdriet én troost. Zo’n gastvrije kerk waar je even kunt zitten, iets van verwondering en stilte kunt ervaren, waar je een kaarsje op kunt steken, dat is voor mij een oase onderweg. Zulke plekken mis ik in het dorp waar ik woon. Zou ik de enige zijn?

fotografie: Siebe Hiemstra