Op zaterdag is het druk in de stad Deventer. Er is markt, de winkelstraten zijn vol mensen en er klinkt muziek. Mensen lachen, kinderen roepen en luid prijst de groenteman zijn waar aan. Duiven fladderen voorbij, een hond blaft. Het is een gezellige drukte in de stad. Ik doe boodschappen en mijn lijstje is nog maar half afgewerkt. Voor mij rijst de enorme Lebuïnuskerk op. Als ik langs de ingang kom, staat de deur open en ik loop naar binnen.
Hier binnen is het stil. Hoog rijzen de pilaren op en boven mij de hoge gewelven. In de kooromgang staat een graafmachine. Er wordt aan de vloer van de kerk gewerkt en deze machine licht de grote stenen grafplaten die de vloer vormen, op. Ik loop de hele kerk door en verbaas mij over de grootte van het gebouw. In de tijd dat deze kerk gebouwd werd, waren er geen graafmachines, kranen of hoogwerkers. Het is wonderlijk hoe mensen het klaargespeeld hebben om dit enorme gebouw te maken, en wel zo dat het vele eeuwen later nog steeds overeind staat. Dit bouwwerk heeft immense inspanningen gevergd. Bij de bouw van zo’n kerk kwamen altijd mensen om. Een dergelijke kerk bouwen kostte veel: menskracht, geld en tijd.
De kerk is hoog en licht. De zon schijnt door hoge ramen naar binnen. Dit grote gebouw boezemt ontzag in. Voor de mensen destijds wel helemaal: zij waren kleine houten huizen gewend, laag, bedompt en smal. Daarmee vergeleken was dit gebouw licht en vrij, ruim en groots. Het kan niet anders of dat gaf een bovenaards gevoel: iets hemels, iets dat uitsteeg boven het alledaagse. In onze tijd kennen we veel grotere gebouwen. En toch straalt deze kerk nog steeds ruimte uit. Al die lijnen die naar boven gaan, nemen je mee omhoog. Je wordt even uitgetild boven de gewone dagelijkse dingen en je wordt in de ruimte gezet. Ik zit zo vaak gevangen in mijn volle programma en in een race tegen de tijd- maar hier adem ik op.
engel in de crypt |
Als ik rond geweest ben, ga ik de crypt in: de ruimte onder het hoge koor. Klein en donker is het hier. Je voelt je hier veilig en geborgen. Er brandt een kaars, er staan bloemen. In de pilaren is een mooi gedraaid reliëf gemaakt. Vanaf een oude gewelfschildering kijkt een engel mij aan. Er ligt een boek om voorbeden in te schijven. Ik denk aan een familielid dat heel slecht nieuws gekregen heeft. Ik ben niet de enige met zorgen om een geliefde. In het boek staan beden om gezondheid en om kracht. Zo is deze plek eeuwenlang van betekenis geweest voor mensen: ze kwamen er met hun vreugden en hun zorgen. Dit is een plek om even stil te zijn, om na te denken en tot rust te komen. Dit is een plek om de verbondenheid met anderen te ervaren: met al die mensen die deze kerk gebouwd hebben, die er hebben gezongen en gebeden, maar ook met de mensen die bij je horen en aan wie je denkt. In die verbondenheid, die ver boven mijn eigen kleine leven uitstijgt, ervaar ik ook iets van verbondenheid met de grote levenskracht die ik God noem.
in de crypt |
In het voorbedenboek is iets geschreven door een moslima. Zij was hier en heeft op deze plek ook verbondenheid ervaren. Zij schrijft een bemoedigend stukje over de liefde die mensen verbindt over geloofsverschillen heen:
Ik een moslima ben hier gekomen, ik ben gebracht om te voelen en ervaren. Het maakt niks uit wie je bent, wat je bent, geloof in liefde, bedank voor alles, proef de liefde, zie de liefde, ervaar de liefde. Blijf bij de liefde, liefde is alles.
Na een half uur kom ik de kerk weer uit en kom weer in de drukte van de stad. Maar als ik op zondagmorgen terug kom, worden de gebeden uit het boek hardop gebeden. En zo klinkt de stem van de moslima onder die hoge gewelven vol licht en wordt de verbondenheid, die ver boven mijn eigen geloof uitstijgt, hoorbaar en voelbaar. Dank je wel, moslima, voor jouw woorden en jouw gebaar van verbondenheid.