donderdag 6 december 2012

Sinterklaas en de handen van God


Vandaag ruim ik alle kapot gescheurde Sinterklaaspapier van de bank, raap ik over het hoofd geziene pepernoten van de vloer en vind ik overal nog kladjes van gedichten. Er staan prachtige surprises op tafel zoals een ark van Noach met origami-beesten en een verrekijker die je langer en langer uit kon schuiven. Mijn nichtje maakte een prachtige kalender met zelfgemaakte foto’s van gewelfschilderingen in een kerk, en ze breide een noorse kerstbal voor mijn boom. Ik geniet van al die creativiteit!

surprise in de vorm van de ark van Noach

Onze jongste dochter heeft op tv gezien hoe een kind hoorde dat Sinterklaas niet bestond. Het was een enorme teleurstelling. Ze vraagt mij hoe zij er destijds op gereageerd heeft, op dat bericht. Het is waar: voor veel kinderen is er die breuk tussen de tijd dat Sinterklaas bestaat en de tijd dat blijkt dat het allemaal verzinsels zijn.

Met onze kinderen hebben we dat anders gedaan. Natuurlijk geloofden zij ook in Sinterklaas: als je zo’n Sint in zijn rode tabberd en met lange baard ziet, is dat indrukwekkend. Maar zodra een kind ons vroeg hoe dat nou zat, dan vertelden wij hen de waarheid: dat we allemaal een beetje Sint en Piet zijn. Dat er dus geen enge vreemde Pieten door het huis sluipen in de nacht om hun schoen te vullen en dat wij ook echt wel van hen houden, maar geen geld hebben voor zulke dure cadeaus als sommige kinderen in de klas. Die antwoorden waren eerder geruststellend dan teleurstellend, en deden geen afbreuk aan de magie van Sinterklaas. Het voegde juist eerder iets toe: zij bleken zelf een actieve rol te kunnen spelen.

Zo  gebeurde het dat onze vierjarigen ’s ochtends vroeg naar beneden slopen en tekeningen in mijn schoen deden. Dat er kleine onbeholpen gedichtjes in kwamen, vol liefde gemaakt, met cadeautjes, zelf gemaakt of gekocht. Zo zaten we elk jaar in november te knutselen voor de hele familie: bordjes beschilderen, postpapier maken, doosjes beplakken; elk jaar iets anders. Wat een feest om dat te maken en te geven. Als ik het erg druk heb en wat teveel aan mijn hoofd heb en dan wel eens voorstel om Sinterklaas maar eens over te slaan dit jaar, komt er een storm van protest. Want Sint en Piet zijn al bezig met allerlei leuke geheimen, achter in de kast van hun studentenkamer en achter in de la met schoolschriften, waar ik toch nooit in kijk.
onze sinterklaas stoomboot
die elk jaar tevoorschijn gehaald wordt

Sinterklaas is een prachtig feest. Het biedt de kans om mensen een plezier te doen, om grapjes te maken en mensen eens te bedanken of een hart onder de riem te steken. Dat die bisschop van Myra (hij leefde van ±280-346) tot in deze tijd mensen inspireert, vind ik mooi. Er zijn legenden over hem, waarin hij kinderen redt en waarin hij drie arme meisjes geld geeft, zodat zij kunnen trouwen (dat was in de tijd dat je nog een bruidsschat mee moest nemen). In de loop van de eeuwen zijn er zo allerlei gebruiken rond de heilige Nicolaas gegroeid. Sommige zijn een vermenging van oude Germaanse gebruiken met de verhalen rond de christelijke heilige. Hoewel het opkomende protestantisme destijds heeft geprobeerd het Sinterklaasfeest af te schaffen, is dat niet gelukt. Gelukkig maar, denk ik daar aan mijn tafel met surprises.

Afgelopen tijd was er een inzameling voor kinderen van gezinnen die afhankelijk zijn van de voedselbank. Voor hen wordt geld ingezameld om hen ook cadeautjes en traditionele Sinterklaastraktaties te kunnen geven. Zo werd er destijds, in de 15e eeuw al schoen gezet voor de armen, en wel in de kerk: de rijken legden wat in de schoenen en de opbrengst werd onder de armen verdeeld.

Terwijl ik de laatste pepernoten eet, bedenk ik me, dat het met geloven in Sinterklaas eigenlijk net zo gaat als met geloven in God. Als kind ervaar je ook God als een soort Sinterklaas: hij kan alles, hij weet alles, hij geeft je waar je om vraagt... Maar dan, als je ouder wordt, krijg je vragen. Want hoe zit het met het onrecht in de wereld? En hoe kan het dat je gebed niet verhoord wordt? Voor sommige mensen ontstaat er dan een breuk: de scheiding tussen de tijd dat ze nog in God geloofden en de tijd dat ze dat niet meer deden.

Maar het kan ook anders. Want bij het geloven in God komt er ook een moment, dat je je kunt gaan realiseren dat wij zelf ook de handen en voeten van God mogen zijn. Bidden en doen gaat hand in hand: je kunt niet met verlanglijstjes komen en zelf met de armen over elkaar afwachten. Voor mij doet dat geen afbreuk aan het geloof: het maakt mij juist meer betrokken.

De speculaas is op. Ik moet weer aan het werk. Er is nog veel te doen in onze wereld: op veel plaatsen en manieren zijn de handen van God dringend nodig!