Sommige mensen gaan graag naar plaatsen die nieuw voor ze
zijn. Anderen gaan jaar in jaar uit naar dezelfde streek of zelfs dezelfde
camping op vakantie. Voor allebei is iets te zeggen. Want nieuwe dingen dagen
je uit en helpen je horizon verbreden. En vertrouwde dingen kunnen steeds
rijker worden omdat je ze steeds beter leert kennen.
Vorig jaar was ik voor het eerst op Iona, klein eiland aan
de Westkust van Schotland, waar in het oude klooster een geloofsgemeenschap
woont. Ik keek mijn ogen uit, beleefde veel nieuwe dingen. Nu was ik er in mei
weer. Veel dingen herkende ik van de vorige keer. Het maakte dat ik me meteen
thuisvoelde. Anderen dingen vielen me nu pas op – dingen die ik destijds over
het hoofd gezien had. Want al die nieuwe indrukken, die neem je niet meteen allemaal
in je op.
Bovendien is de Ionagemeenschap elke keer anders van
samenstelling. Het is geen klooster waar mensen levenslang blijven. Ook de staf
werkt en woont hier tijdelijk, enkele maanden of jaren. Samen met de gasten en
vrijwilligers vormen ze elke week weer een nieuwe gemeenschap.
aan de maaltijd in de refter |
Wie naar Iona gaat, gaat niet bij de gemeenschap van Iona op
bezoek, maar wordt zelf voor die tijd onderdeel van de gemeenschap. Ik kan niet
van een afstand toekijken, maar maak er zelf deel van uit. Wij vormen samen de
gemeenschap van Iona. Op de heenreis zit ik in een trein vol onbekende
vreemden. Maar wat blijkt: velen daarvan vormen deze week met mij en met de
staf van dit moment een gemeenschap.
Samen wassen we af en maken we schoon. Samen verdiepen we
ons in de Keltische spiritualiteit o.l.v. het theologen-echtpaar Newell. In de
Keltische spiritualiteit wordt God niet alleen gevonden in de bijbelverhalen en
de kerkelijke leer, maar ook in alles wat ons omringt, in heel de schepping.
Dit betekent dat het geloof meteen meer deel is van het dagelijks leven. God is
niet ver weg en hoog verheven, maar heel dichtbij in de gewone dingen. Het
goddelijke vinden we in de natuur en in de mensen. Newell zegt: ‘We zijn niet dóór
God gemaakt, maar ván God’.
Er wordt meditatieve muziek aangezet; een lied om mee te
zingen:
Whichever way you
turn, there is the face of God.
Waarheen je je ook wendt, daar is Gods aangezicht.
(tekst uit de Koran: Soera 2: 115)
Wanneer het lied afgelopen is, zegt onze inleider: doe je ogen open, en kijk om je heen. Ineens heb ik het begrepen: in al deze mensen mag ik iets van God zien. Wat zou de wereld er anders uitzien als we dat zouden toepassen!
Op de terugreis ken ik in elke coupé mensen: ik maak overal
een praatje en op het station van Oban zwaaien we elkaar uit.
Inmiddels ben ik weer thuis. Maar ik voel me nog met hen
verbonden. De grote steen, meegenomen van het strand herinnert me aan Bob uit
Amerika, bij de afwas denk ik aan Kevin uit Engeland. Die verbondenheid gaat
over grenzen en oceanen heen. Waarheen je je ook wendt, daar is Gods
aangezicht. Die verbondenheid gaat ook over kerkmuren heen, over verschillen in
religie, inzichten, cultuur en afkomst. Dat oude Keltische geloof biedt ons een
enorme uitdaging. Wie durft?