donderdag 19 juni 2014

Een vlammend vuur

Midden in een donker bos zit ik bij een kampvuur. Ik ben mee op kamp met groep acht. De klas doet vanavond een spannend smokkelspel. De meester heeft mij gevraagd om bij het kampvuur te blijven en het aan te houden. Stiekem vind ik dat wel fijn, want ik ben geen held met avonturen in het donker. Ik leg af en toe een nieuw blok hout op het vuur en kijk naar de vonken die gloeiend tegen de donkere hemel opstijgen.
Ik zit niet lang alleen. Ineens komt een kind de lichtkring van het vuur in rennen. Het heeft buikpijn. We praten even in het flakkerende schijnsel van het vuur. Na een tijdje zakt de buikpijn af en stapt ze weer het donker in. Steeds zitten er één of meerdere kinderen even bij me. Niet iedereen is even dapper bij zo’n smokkelspel. ‘Eigenlijk vind ik dit wel eng’, zegt de een. Een ander is gevallen en moet even bijkomen. De hele avond is de plek bij het vuur een veilige haven. Als het spel is afgelopen, is er voor iedereen iets te eten wat we warm maken boven het vuur.

Vuur maken is niet altijd zo gemakkelijk geweest. Het was destijds een heel werk met stenen, een stokje, wat strootjes of wol. Maar als er dan een vonk kwam, een vlam, werd alles anders: dan was er vuur. Vuur zorgt voor licht in het donker van de nacht, voor warmte in de kou van de winter, het houdt wilde dieren op afstand, maakt water warm en bakt het brood gaar. Vuur maakt alles anders. In vroeger tijden was de plek van het vuur de centrale plek. Daar kwam iedereen samen, daar was het hart van het huis, daar werd gedeeld, geleefd, gegeten, gezongen en gepraat.


In onze huizen met centrale verwarming en elektrisch licht zijn we het besef van het belang van vuur verloren. Broeder vuur is onherkenbaar geworden. Wie een open haard of houtkachel heeft en wie een vuurtje stookt bij de tent, herkent broeder vuur in zijn oorspronkelijke gedaante, zoals Franciscus hem ook gekend heeft. Je ziet ze voor je, Franciscus en zijn broeders, moe en koud na een lange dag buiten. Bij het vuur komen ze bij, kunnen ze praten en eten.

Steeds weer wordt er een stuk hout op het vuur gelegd. Vuur moet gevoed worden: er moet lucht zijn en brandstof, zoals hout van een oude boom. Willem Hussem dichtte: 'warmte vergt jaren groei'. Vuur kost voorbereiding en inspanning, vraagt aandacht en zorg.

Broeder vuur,
schilderij in de hof van het Franciscaner klooster van Megen

Net als water heeft vuur ook een andere kant. Vuur is vriend én vijand. Vuur kan om zich heen grijpen, kan overweldigend zijn en alles vernietigen dat op zijn pad komt. Vuur is soms genadeloos, beangstigend en bedreigend. Broeder vuur heeft een ongekende kracht en moet begrensd worden: binnen een kring van keien of in de haard.

Juist die haast niet te temmen kracht van vuur maakt dat vuur symbool staat voor liefde. In Hooglied lezen we: (8: 6-7)
De liefde is een vlammend vuur,
een laaiende vlam.
Zeeën kunnen haar niet doven,
rivieren spoelen haar niet weg.

Liefde is een geweldig sterke kracht die alles kan veranderen. Passie en enthousiasme, alles wat je met liefde doet en waar je hart ligt, zijn ook zulke krachten. Dit vuur kan een wereld van verschil maken en aanstekelijk werken. Liefde, geloof, passie en enthousiasme zijn innerlijk vuur van de mens. Dat heeft ook brandstof nodig, zorg en aandacht.

textielapplicatie MM Schwarz
Broeder Vuur

Uit het Keltisch Christendom is er een oud gebed overgeleverd bij het aansteken van het vuur in de morgen, een gebed om het vuur van de liefde:
God, ontsteek in mijn hart
een vlam van liefde
voor mijn buren, voor mijn vijand, mijn vriend, mijn verwanten
voor het kleinste wezen dat leeft
omdat U God van liefde bent.

fragment van een gebed uit: Het Keltische visioen, Esther de Waal



Dit blog is eerder verschenen in het blad  'In gesprek' van de Protestantse Vrouwen Organisatie.