zaterdag 1 november 2014

De geluiden van de stilte

Eigenlijk had ik mijn nette schoenen niet aan moeten doen. Hier zijn vannacht duidelijk wilde zwijnen geweest; ze hebben het hele pad omgewoeld. Maar ik wordt onweerstaanbaar tot de heide aangetrokken die ik in de verte zie. Ik ben op de Veluwe, in een conferentiecentrum. Toen ik uit de auto stapte kreeg ik spontaan heimwee naar mijn vorige woonplaats: het ruikt hier vertrouwd, het ruikt hier naar de Veluwe. Na een hele zomer dozen in- en uitpakken, ben ik voor het eerst weer echt in de natuur. Ik besef ineens hoe ik dat gemist heb.

Een slingerpaadje brengt mij door het bos naar de hei. Er staan een paar berken in de avondzon. Ik zie geen mens. Het is helemaal stil. Dat wil zeggen: er is geen geluid van mensen of machines zoals van auto’s of bladblazers. Het is stil – en toch vol geluiden. Maar het zijn de geluiden waar je oren niet meer zo naar staan, waar je je oren voor moet ‘spitsen’.


Op een heuveltje ga ik zitten. Ik hoor gefladder en gezoem, geritsel en zacht suizen. Ik hoor de roep van een vogel, een zacht melodietje in de verte. Ik hoor het getik van twee spechten die links en rechts van mij zorgen voor ritme in stereo. Hier klinken de geluiden van een hele wereld: van planten en dieren, van een heel ecosysteem. Heel stil blijf ik zitten om het niet te verstoren.

De volgende morgen ben ik er weer. Het is hetzelfde landschap, maar het ademt een heel andere sfeer: laaghangende mist, een aarzelende zon. Wat laatste heidetakjes staan in bloei. De stilte is weer vol geluid. Ik realiseer me dat ik al dit soort geluiden maar zelden hoor. Niet zozeer omdat ze er niet zijn, maar omdat ik er niet op let. Ik maak zelf zoveel lawaai of ik ben met mijn hoofd bij andere dingen – en dan gaan deze geluiden aan je voorbij.


Wandelen is gezond omdat je beweegt. Maar het is ook gezond om eens heel andere dingen te horen: de geluiden van de stilte. Het geeft ruimte en rust. Tussen alle lezingen, gesprekken en discussies doen de wandelingen in deze levende stilte mij goed. Ik dwaal wat rond, zonder doel of zin en tegelijkertijd ervaar ik het als zinvol en verrijkend.

Hier in dit conferentieoord in deze mooie omgeving is het niet moeilijk om de stilte te zoeken en te vinden. Ik bedenk dat ik dat thuis ook weer meer moet proberen. In mijn nieuwe woonomgeving moeten ook plekken zijn waar ik de bijen hoor zoemen en een vogel hoor fluiten. Zelfs midden in de stad kun je je oren spitsen en andere geluiden horen.

Er is een verhaal over een man en een indiaan die samen door een drukke straat in New York wandelen. De indiaan zegt: ‘Hoor eens, een krekel’. De man is verbaasd: hoe kun je in al dat lawaai van die grote stad een krekel horen? De indiaan zegt: ‘Het is maar waar je je oren op richt.’ Hij haalt een muntje uit zijn zak en laat dat midden tussen al die mensen die daar jachtig lopen op de stoeptegels vallen. Wanneer het rinkelend op de stenen valt, kijken meerdere mensen op om te horen waar dat geluid vandaan komt.

Waarnaar ‘spitsen’ wij onze oren? Waarop richten wij onze aandacht? De spechten geven een extra roffel. Tijdens deze pauze-wandelingetjes, deze heide-momenten besef ik: de geluiden van de stilte doen mij goed. Ik neem me voor in mijn nieuwe thuissituatie op zoek te gaan naar de stilte. Misschien is die helemaal niet zo ver: wie weet is die stilte zelfs in mijn achtertuin te vinden.