zaterdag 6 december 2014

Meanderen

De rivier heeft zich tussen de heuvels door een weg gebaand en stroomt verder en verder. Langs de rivier zijn mensen gaan wonen en overal zijn stadjes en oude kastelen. Grote en kleine boten varen af en aan: enkele haast moeiteloos met de stroom mee, andere met veel inspanning tegen de stroom in. De trein meandert met de rivier mee: waar zij stroomt, is het vlak en kun je eenvoudig reizen. Zo slingeren wij, als waren ook wij de rivier, naast haar voort.


 Dit is niet de kortste route naar Zwitserland. Maar ik reis graag langs de Rijn, in het spoor van de rivier. Van stromend water gaat iets uit: rust en een gevoel van verbondenheid. De rivier verbindt de bergen, waar zijn bron is, met de zee, waar hij uit zal komen. De rivier verbindt steden en landen. In zijn eindeloze geduldige stromen verbindt de rivier ook tijd en eeuwigheid. Zou er daarom zo’n rust uitgaan van iets wat toch altijd in beweging is?


 Grote boten varen langzaam tegen de stroom in. Ze zijn zwaar beladen en gaan diep door het water. Rivieren zijn altijd een verbindingsweg geweest tussen landen en steden. Hanzesteden liggen aan de IJssel, verbonden door het water dat de handel mogelijk maakte. Hier staan grote kastelen trots in het water of boven op de heuvels. Tegen de hellingen de verkleurende wijnranken. In deze stadjes wordt wijn gemaakt en die heeft eeuwenlang via de rivier zijn weg gevonden de wereld in.


Daar zwemt een zwanenfamilie. De jongen zijn al groot, maar nog niet wit. Statig zwemmen hun ouders voorop, de pubers achter zich aan. Niet alleen voor mensen is de rivier een levensader: ook voor watervogels en andere dieren is het de bron van leven.

De rivier spreekt van zijn bron, hoog in de bergen, waar kleine springerige beekjes het allereerste begin vormen van dit brede water. Daar tussen grote rotsen en kleine bloemetjes begon dit brede water. Op zijn tocht naar beneden komen er steeds meer stroompjes bij en raast de beek met veel lawaai de helling af. Hij springt van rotsen, laat zich meterslang naar beneden vallen, komt ineens tot rust in een diepblauw bergmeer, maar moet dan weer verder,    verder en verder omlaag.

Hier is de rivier breed en sterk. Onafgebroken stroomt het brede water in de richting van de zee. Een vriendin van mij schreef daar eens een gedicht over:

    Wat ik een goed leven vind:
            leven als een rivier
            die begint hoog in de witte bergen
            en snel stroomt,
            langzaam stroomt.
            soms stil lijkt te staan,
            buiten zijn oevers treedt,
            breder wordt,
            zich door rotskloven wringt,
            zand wegsleept,
            het land waar het door stroomt
            tot leven brengt
            en tenslotte uitkomt
            in de eindeloze zee ….      
                       
Zo meander ik met de rivier mee en besef dat ook mijn leven stroomt. Ik hoop maar dat mijn leven ook een bron van vreugde en kracht mag zijn, net als dit brede water van de Rijn.