vrijdag 2 december 2011

Vonk van God

We hebben een reisje gekregen voor ons 25-jarig huwelijksfeest. En zo rijden we op een stralende dag naar België. We zijn nog maar net de grens over en het voelt al als buitenland. Onbekende plaatsnamen staan op de borden: Zedelgem, Zwevezele, industriegebied Waggelwater. Huizen zien er anders uit- luiken en gordijnen dicht- en er lopen elektriciteitsdraden aan palen langs de weg. Het Vlaams is toch echt anders dan Nederlands: alleen de tongval al. Je moet echt goed luisteren om het te begrijpen. Dat verbaast me.

We logeren in een klein hotel in een oude watermolen. Achter het hotel hoor je het water en binnen zie je de molen: robuuste installaties van dikke balken en ingenieuze houtverbindingen. Maar binnen heerst rust en stilte: de molen maalt niet meer.


’s Avonds gaan we in Torhout Vlaamse friet eten. We dwalen wat door de straten, bewonderen de mooie kerktoren in het late zonlicht. We zien ineens dat de deur openstaat. De klokken beginnen te luiden – en dat heeft altijd een onweerstaanbare aantrekkingskracht op mij.


kerktoren van Torhout in de avondzon
We stappen de kerk in. Overal staan kaarsjes te branden. Er staat een bijzonder modern beeld. Bij het doopvont blijf ik even staan kijken naar de stenen met de namen van de dopelingen. Daarnaast is een kapel, de kapel van troost. Bij de ingang staat:

Welkom, jij die hier binnenkomt
wie je ook bent
jij met je eigen aarde, je slagen en falen, je zoeken en weer vinden
je kleine geluk, je verborgen verdriet:

Troost kan je jezelf niet geven,
je krijgt het altijd van een ander!

Dat deze plek voor jou ademruimte, stilte mag zijn voor je ziel,
dat je troost mag vinden,
een schoot van ontferming en omarming

Dan zie ik mensen er naar binnen gaan en ook komt er een priester aanlopen: er is een viering. En zo zitten wij even later in de kring. De kapel bestaat uit een grote cirkel van banken rond een eenvoudig en klein altaar, waarachter een beeld van twee mensen te zien is, waarbij de ene mens troostend zijn arm om de andere mens legt.


De kring is op deze avond klein, en ik ben veruit de jongste. We gaan staan als de anderen staan en zitten als zij gaan zitten. Sommige responsies kennen we niet, andere kunnen we meezeggen. Dan blijkt het een echte mis te zijn, en tot mijn verrassing zie ik dat de beker voor de wijn en de schaal voor de hosties uit de pottenbakkerij van Taizé komen. We mogen elkaar de vrede van Christus wensen. Ik geef enkele mensen een hand. Wie verder weg staat, steekt de hand op en zwaait naar ons. Ineens voel ik mij thuis in deze kring vol onbekenden.


Vanmorgen had ik nog nooit van Torhout gehoord, en nu zit ik hier en voel de verbondenheid met mensen die ik voor het eerst zie. Als de viering afgelopen is, bedanken zij ons voor onze komst. En zo komen we dit stadje ánders uit dan we erin gekomen zijn: met een vrolijk vonkje van die Geest van God die mensen verbindt, over landsgrenzen en kerkgrenzen heen.