donderdag 2 augustus 2012

De wolf en het lam

Mijn zoon en ik zijn in de vlindertuin van Artis. Een gele vlinder is op mijn jas gaan zitten, en gaat overal met mij mee. Bij de kast waarin rupsen verpoppen tot vlinders (de poppenkast), vertelt de dierverzorger over dit proces, en hij laat  pas-geboren vlinders uit de kast vliegen. Het is hun eerste vlucht: na een leven als rups, gebonden aan de aarde, verheffen zij zich ineens en komen los van de grond. Sommige willen te snel: ze zijn nog niet voldoende opgedroogd en daardoor nog niet sterk genoeg. De verzorger vertelt hoe mensen tegen de glazen wanden van de poppen-kast tikken omdat ze willen dat de vlinders die er tegenaan zitten gaan vliegen. Maar de vlinders kunnen nog niet vliegen, omdat ze nog niet ‘klaar’ zijn, en zo komt het dat er onderin de kast vele vlinders dood liggen te gaan.



Vlinder- worden heeft tijd nodig. Als rups, in de cocon, en dan nóg weer geduld voordat er voor het eerst gevlogen kan worden. Vlinders die te snel willen of gedwongen worden te vroeg te gaan vliegen, redden het niet. Als je weinig van vlinders weet, besef je dat niet. En we zijn vaak ongeduldig. We willen niet wachten, maar meteen op pad, meteen resultaat zien. Maar mens worden heeft ook tijd nodig, en als we elkaar teveel opjagen, gaan er dingen fout. Wanneer we mensen zomaar in het diepe gooien, vallen mensen uit de boot. Hebben wij in onze maatschappij wel voldoende geduld met elkaar?

Verderop zijn kaalkopibissen. Twee jongen zitten te wachten in het nest. Een van de ouders komt naar het nest. Het grootste kuiken begint daarop het kleinere kuiken flink te pikken, zodat die even uitgeschakeld is. Vervolgens gaat hij bij de grote vogel ‘zeuren’ om eten, door steeds met zijn snaveltje tegen de grote snavel te tikken. Na enig aandringen opende de grote vogel zijn bek, en het kleintje steekt zijn eigen snavel naar binnen en doet zich tegoed. Meerdere keren krijgt het grootste kuiken zo iets te eten. Maar het kleinste ligt in het nest en komt niet meer overeind.

De natuur is prachtig. Maar tegelijkertijd is de natuur ook hard en meedogenloos. Het is een gevecht om te overleven, en hier heerst het recht van de sterkste. Ik heb moeite met die strijd, en met het recht van de sterkste. Ik vind het moeilijk dat er in de hokken van de uilen dode kuikens en ratten klaarliggen. Toch zijn de uilen prachtig, net als de leeuwen en de panters. Maar met het feit dat het leven van de één zo vaak de dood van de ander betekent, kan ik me niet verzoenen. Het bijbelse beeld van het Rijk van God waarin de leeuw en het lam samen liggen, spreekt mij daarom aan:

Dan zal een wolf zich neerleggen naast een lam,
een panter vlijt zich bij een bokje neer;
kalf en leeuw zullen samen weiden
en een kleine jongen zal ze hoeden.
Een koe en een beer grazen samen,
hun jongen liggen bijeen;
een leeuw en een rund eten beide stro.
Bij het hol van een adder speelt een zuigeling,
een kind graait met zijn hand naar het nest van een slang.
Niemand doet kwaad, niemand sticht onheil.
(Jesaja 11: 6-9)

Zelf ben ik blij dat ik mens ben, en dat ik kan leven zonder dieren het leven te benemen. In plaats van vlees eet ik peulvruchten en noten. Toen ik in verwachting raakte, dacht mijn huisarts dat iemand die vegetariër is, geen gezonde kinderen kan krijgen. Niets bleek minder waar. En inmiddels groeit gelukkig het besef dat vlees eten niet vanzelfsprekend is. Het is ook vreemd dat de meeste mensen zelf nooit een dier zouden kunnen doden om het op te eten, maar het wel willen eten als een ander het geslacht heeft. En daarbij  komen nog de grote vragen van honger en klimaat: vlees eten heeft nogal wat nare consequenties.

De uilen en leeuwen in Artis kunnen (nog) niet anders. Maar wij mensen, wij hebben een keuze .....