donderdag 9 mei 2013

Zingen als de dageraad nog donker is


Onze tuin is niet van ons alleen: er zijn allerlei dieren die er hun territorium hebben. Zo is er de merelfamilie, waarvan de moeder nog maar één poot heeft. Ze redt zich wonderbaarlijk en houdt mij bij de les. Want als ik ’s morgens niet meteen vogelzaad op de voedertafel leg, gaat zij op de rand zitten en probeert mijn aandacht te vangen. Nog even en ze eet uit mijn hand. Verder is er onze huislijster, die ’s zomers van hoog in de lucht huisjesslakken op de tegels laat vallen om ze op te kunnen eten. Er is een roodborstje, er zijn tortelduiven, pimpelmeesjes, koolmeesjes en een heleboel musjes.


Zonder hen zou onze tuin leeg en dood zijn. Want ze fluiten, zingen en scharrelen rond in de perken en onder de struiken. Als ik in de tuin aan het werk ben, komt vader merel al gauw bij me in de buurt: al die omgewoelde grond bevat zoveel lekkers. De vogels bouwen hun nesten in onze tuin en voeren hun jongen. We horen de kleine vogeltjes piepen in het nestkastje en als we geluk hebben zien we hoe ze uitvliegen. De merel zit ’s op lange zomeravonden op de nok van het dak en zingt.

Klein en kwetsbaar zijn de vogels in onze tuin. Soms zit er één vast in het net over de bessen. Soms vinden we een vogel die door de kat gepakt is. Ze zijn altijd op hun qui-vive, spieden met hun kleine zwarte kraaloogjes in het rond. Heel soms zie ik ‘s zomers de merel ‘zonnebaden’, met zijn vleugels wijd en zijn snavel open in de zon. Verder zijn ze altijd, altijd op hun hoede. Maar behalve kwetsbaar zijn ze ook sterk: ondanks sneeuw en ijs, storm en onweer komen ze steeds weer tevoorschijn en laten ze vrolijk fluitend van zich horen.|


Jarenlang waren wij elke herfst een week op Schiermonnikoog. Eén herinnering daarvan is mij in het bijzonder bijgebleven. Op een morgen heel vroeg, terwijl er nog diepe duisternis heerste, ging ik met de kinderen naar buiten. Het was aardedonker, op het licht van de vuurtoren na. Terwijl we daar door het donker liepen, veranderde er iets. Het begon met zacht gefluit van een vogel: eerst één, toen meer. De vogels zongen in het donker al van het licht. Wat een vertrouwen! Inge Lievaart heeft daar een paar prachtige gedichten over geschreven. Zo eindigt ze haar gedicht ‘Prelude’ met:
...
o kleine gelovige keel
iets vromers ken ik niet
nu moet de dag wel komen.

Veel vogels hebben een symbolische betekenis. Zoals de duif, symbool van vrede en van Gods Geest. Vogels laten iets zien van een verbinding tussen hemel en aarde, want vogels zijn thuis in de lucht maar ook thuis op de aarde.


De broeders van Taizé hebben een duif als logo, symbool voor verzoening. Hun gestileerde duif is kruisvorm en duif ineen (het Griekse kruis  met vier gelijk lange armen). Het symboliseert verzoening. De duif vliegt naar beneden: symbool van Gods Geest die bij mensen wil wonen en daar vrede en verzoening teweeg brengt. Voor mijn geloven is de Taizé-duif een basis-symbool geworden. Ik draag deze kleine vogel iedere dag als symbool van tere kracht die verzoening en vrede brengen kan. Dat geloof zoek ik: te zingen als het nog donker is, tégen alle donker in zingen van licht en vrede, liefde en verzoening.

Het geloof is de vogel
die licht voelt
en zingt
als de dageraad nog donker is.

Rabindranath Tagore