Een tijdje geleden was ik met een vriend mee naar het ziekenhuis. Er moest een onderzoek gedaan worden, en dat kon verstrekkende gevolgen hebben. Het gaat in ziekenhuizen soms om leven of dood. Vele mensen zaten te wachten en allemaal hadden ze iemand meegenomen: een partner, een zus, een zoon of vriendin. Je zit daar allemaal in hetzelfde schuitje: in spanning en onzekerheid. Hoewel je vreemden voor elkaar bent en elkaar nog nooit gezien hebt, verbindt het je.
Allemaal moesten we lang wachten. Allemaal wisten we niet wat de uitslag zou zijn. Sommigen konden opgelucht naar huis, anderen gingen bedrukt. Toen er even paniek was op de gang en er van alle kanten rennende verplegers aan kwamen, schrokken we. Maar we werden gerustgesteld: ‘hij komt er zo aan, hij is net na mij teruggekomen’, zei iemand die naar huis toe kon.
Je beseft in zo’n ziekenhuis, meer dan in het leven van alledag, hoe kwetsbaar een mens is. Je realiseert je dat het ieder mens kan raken: ziekte en pijn, of zelfs de dood. Natuurlijk worden er in een ziekenhuis ook mensen beter en worden er kinderen geboren. Zo ben ik twee keer het ziekenhuis uit gekomen: met nieuw leven in mijn armen. Maar ook juist daar besefte ik dat het niet vanzelfsprekend was. Zelfs in de weken voordat ik moeder was leerde ik al dat het hebben een kind soms betekent: in zorg zitten, in onzekerheid. Je vergeet dat nooit, die angst en ongerustheid, de mogelijkheid dat er iets onomkeerbaars fout is gegaan. Wij hebben geluk gehad, veel geluk. Maar het heeft mij geleerd dat nieuw leven niet vanzelf spreekt, dat het heel kwetsbaar is.
Dat geldt voor elk leven: hoe gewoon en vanzelfsprekend het in het dagelijkse doen ook is. Je kunt er niet aldoor bij stil staan, dat het leven kwetsbaar is. Dan zou je geen leven hebben. Aan de andere kant helpt het soms ook: het besef van de kwetsbaarheid. Want daardoor besef je ook heel sterk hoe kostbaar het leven is.
wand van het stiltecentrum |
Terwijl wij wachten tot het onderzoek klaar is, ga ik op zoek naar een wc. Ineens wordt mijn blik getrokken naar een wand met woorden: chaos, bezinnen, stilzitten, aandacht ... De woorden trekken mijn aandacht en ik loop ernaartoe. Achter deze woorden blijkt een stiltecentrum verborgen te zijn. Er staat een gedenkboom, waar kort tevoren overledenen herdacht zijn. Er zijn stoelen waarin je gedichten kunt luisteren. Er is een boek waarin je iets kunt schrijven en een plek waar je een kaars aan kunt steken.
gedachteniskaart bij de gedenkboom |
Te midden van alle hectiek van het ziekenhuis is het hier stil. Hier kun je even stil zijn, aandacht geven aan wat je bezig houdt. Er is ruimte voor hoop maar ook ruimte voor verdriet en pijn. Dat zijn immers de twee uitersten van het leven, en juist die beide dingen komen hier in een ziekenhuis zo samen.
In het boek heeft een moeder, die haar kind verloor, geschreven:
Is er iemand die je hand pakt,
slaap je met een liedje in?
Het beneemt me even de adem. Ook ik ben moeder, en dit raakt mij diep. Wat komen mensen soms in verschrikkelijk moeilijke omstandigheden terecht, omstandigheden die het hele leven blijvend veranderen. Even voel ik mij intens met deze moeder verbonden. Ik bid haar in gedachten kracht toe.
Dan ga ik weer terug naar mijn wachtkamer. Stilaan gaat ieder naar huis. Wij zitten als laatsten te wachten. Dan komt het verlossende nieuws: we hoeven ons geen zorgen te maken. Een stuk lichter dan we kwamen gaan we terug naar huis. Maar tegelijkertijd gaan we in het besef dat sommigen ánders naar huis gaan. En zo maakt dit ziekenhuisbezoek ons bewust van de kwetsbaarheid én kostbaarheid van het leven.