vrijdag 28 december 2012

Over kerstbomen en bedelaars


Tussen het maken van de kerstpreken door ga ik met mijn dochter een dagje naar Duitsland, naar een kerstmarkt. Met de trein rijden we naar Münster waar we door een vriendin die mijn dochter via internet heeft leren kennen worden rondgeleid.

Later loop ik in mijn eentje door het stadje.Vanwege mijn Zwitserse wortels is er voor mij veel vertrouwds, waar ik van geniet. Ik eet warme gepofte kastanjes bij een stalletje, en haal bij de bakker Bretzel en Käsekuchen. Ik zwerf van kerstmarkt naar kerkgebouw. Alle kerken zijn open. In sommige staat al een kerststal opgesteld, in een andere zijn de kosteres en haar zoon druk aan het sjouwen met een enorme os en ezel. Vier adventskaarsen staan op afgezaagde stammetjes, prikkeldraad ertussen. In een andere kerk zijn er stukken bergkristal in het altaar verwerkt en stukken geslepen edelsteen in de kandelaars. Het flonkert in het licht. Heerlijk is het om vanuit alle drukte van de stad even een poosje in zo’n mooie en stille kerkruimte te zitten.

kandelaar in de Überwasserkirche Münster

Buiten de kerken zijn de stalletjes met kerstversiering, kerstcadeaus en lekkernijen. Een pottenbakster vertelt mij hoe zij haar sterren beschildert en glazuurt, verderop bewonder ik mooie houten schalen. Het ruikt naar Glühwein en overal zitten kinderen of volwassenen kerstmuziek te maken: met saxofoon, viool en gitaar. Zeker nu het langzaam donker wordt, ziet het stadje er prachtig uit. Overal in de oude gevels hangen lichtjes langs de ramen en er staan enorme kerstbomen.
adventskaarsen in de Petrikirche Münster

Deze Kerst-gezelligheid is in groot contrast met de bedelaars die overal, en met name bij de ingangen van de kerken zitten. Ik weet me er nooit zo goed raad mee. Wegkijken vind ik geen optie: ik vind dat een mens niet genegeerd mag worden. Dus groet ik hen wanneer ik de kerk inga. Twee van hen geef ik wat wanneer ik weer naar buiten ga. Makkelijker vind ik het om de muzikanten wat geld te geven. Ik erger me wat dat ik zo moeilijk iets geef als ik er niets voor terugkrijg. Zit dat oude idee van ‘wie niet werkt zal ook niet eten’ er zo diep in bij mij? Ik zou niet zo bij een kerk willen zitten en maar hopen dat iemand mij wat wil geven. Maar dat wil toch zeker niemand? Hoe komt het dat iemand in een dergelijke situatie verzeild raakt? Hoe kan het dat er in onze rijke landen zulke arme mensen zijn? Is het lot, is het keuze, is het politiek? Dit drukt mij in elk geval op het feit dat het niet voor iedereen gezellig Kerstfeest zal zijn. Het zijn echte dilemma’s, daar tussen die leuke lichtjes en stalletjes.

kerstmarkt rond de Lamberti kerk

Er zijn mensen die vinden dat het met Kerst helemaal niet om kerstversiering en lekker eten gaat. Het is  goed om na te denken over de bedoeling van het kerstfeest. Terwijl ik geniet van al dat moois denk ik daar over na. Voor mij zijn verbondenheid met elkaar en gezellige gastvrijheid dingen die bij het kerstfeest horen. Iets lekkers klaarmaken: eten bereiden en de ander laten genieten is een manier om liefde te geven. Het is goed om het samen gezellig te hebben en het gezellig te maken. In mijn jeugd waren er rond de feesten altijd allemaal rituelen: samen zelf kerstbrood en koekjes bakken, samen de boom optuigen en samen zingen bij de kerstboom. De warmte die daarvan uitgaat, blijft levenslang. Het is een geschenk dat ik graag door wil geven.

toren Lambertikerk Münster

Met een tas vol Duits brood en kleine cadeautjes zitten we in de trein terug naar huis. Wat mij betreft gaat het met Kerst niet om luxe of om grote hoeveelheden, maar om kleine dingen die mensen met liefde voor elkaar doen. En ik besluit thuis meteen geld over te maken voor een ‘zwerfpakket’ voor daklozen. Want dit geschenk van liefde en warmte mag niet beperkt blijven tot mijn eigen kleine kring. Met Kerst, maar ook daarna, is er nog heel wat werk te doen.

donderdag 20 december 2012

Dank je wel, moslima!


Op zaterdag is het druk in de stad Deventer. Er is markt, de winkelstraten zijn vol mensen en er klinkt muziek. Mensen lachen, kinderen roepen en luid prijst de groenteman zijn waar aan. Duiven fladderen voorbij, een hond blaft. Het is een gezellige drukte in de stad. Ik doe boodschappen en mijn lijstje is nog maar half afgewerkt. Voor mij rijst de enorme Lebuïnuskerk op. Als ik langs de ingang kom, staat de deur open en ik loop naar binnen.

Hier binnen is het stil. Hoog rijzen de pilaren op en boven mij de hoge gewelven. In de kooromgang staat een graafmachine. Er wordt aan de vloer van de kerk gewerkt en deze machine licht de grote stenen grafplaten die de vloer vormen, op. Ik loop de hele kerk door en verbaas mij over de grootte van het gebouw. In de tijd dat deze kerk gebouwd werd, waren er geen graafmachines, kranen of hoogwerkers. Het is wonderlijk hoe mensen het klaargespeeld hebben om dit enorme gebouw te maken, en wel zo dat het vele eeuwen later nog steeds overeind staat. Dit bouwwerk heeft immense inspanningen gevergd. Bij de bouw van zo’n kerk kwamen altijd mensen om. Een dergelijke kerk bouwen kostte veel: menskracht, geld en tijd.


De kerk is hoog en licht. De zon schijnt door hoge ramen naar binnen. Dit grote gebouw boezemt ontzag in. Voor de mensen destijds wel helemaal: zij waren kleine houten huizen gewend, laag, bedompt en smal. Daarmee vergeleken was dit gebouw licht en vrij, ruim en groots. Het kan niet anders of dat gaf een bovenaards gevoel: iets hemels, iets dat uitsteeg boven het alledaagse. In onze tijd kennen we veel grotere gebouwen. En toch straalt deze kerk nog steeds ruimte uit. Al die lijnen die naar boven gaan, nemen je mee omhoog. Je wordt even uitgetild boven de gewone dagelijkse dingen en je wordt in de ruimte gezet. Ik zit zo vaak gevangen in mijn volle programma en in een race tegen de tijd- maar hier adem ik op.

engel in de crypt

Als  ik rond geweest ben, ga ik de crypt in: de ruimte onder het hoge koor. Klein en donker is het hier. Je voelt je hier veilig en geborgen. Er brandt een kaars, er staan bloemen. In de pilaren is een mooi gedraaid reliëf gemaakt. Vanaf een oude gewelfschildering kijkt een engel mij aan. Er ligt een boek om voorbeden in te schijven. Ik denk aan een familielid dat heel slecht nieuws gekregen heeft. Ik ben niet de enige met zorgen om een geliefde. In het boek staan beden om gezondheid en om kracht. Zo is deze plek eeuwenlang van betekenis geweest voor mensen: ze kwamen er met hun vreugden en hun zorgen. Dit is een plek om even stil te zijn, om na te denken en tot rust te komen. Dit is een plek om de verbondenheid met anderen te ervaren: met al die mensen die deze kerk gebouwd hebben, die er hebben gezongen en gebeden, maar ook met de mensen die bij je horen en aan wie je denkt. In die verbondenheid, die ver boven mijn eigen kleine leven uitstijgt, ervaar ik ook iets van verbondenheid met de grote levenskracht die ik God noem.

in de crypt

In het voorbedenboek is iets geschreven door een moslima. Zij was hier en heeft op deze plek ook verbondenheid ervaren. Zij schrijft een bemoedigend stukje over de liefde die mensen verbindt over geloofsverschillen heen:

Ik een moslima ben hier gekomen, ik ben gebracht om te voelen en ervaren. Het maakt niks uit wie je bent, wat je bent, geloof in liefde, bedank voor alles, proef de liefde, zie de liefde, ervaar de liefde. Blijf bij de liefde, liefde is alles.

Na een half uur kom ik de kerk weer uit en kom weer in de drukte van de stad. Maar als ik op zondagmorgen terug kom, worden de gebeden uit het boek hardop gebeden. En zo klinkt de stem van de moslima onder die hoge gewelven vol licht en wordt de verbondenheid, die ver boven mijn eigen geloof uitstijgt, hoorbaar en voelbaar. Dank je wel, moslima, voor jouw woorden en jouw gebaar van verbondenheid.

donderdag 13 december 2012

Het estafettestokje van de levenskracht


Soms moet je een beetje geluk hebben. Vandaag zat het geluk daarin, dat mijn dochter haar gymspullen vergeten was. Ze sms’te me dat en ik vroeg haar of ze zelf geen oplossing wist, maar die was er niet. Dus wist ik een oplossing: ik ging haar de sportkleren brengen. Ik zag het toen nog niet als een geluk, maar als een onverwachtse en dus wat lastige inbreuk op mijn drukke programma. Mijn hele middagprogramma komt nu in de war. Als ik opschiet, ben ik met een kleine drie kwartier terug.

Zo rijd ik ineens naar Ermelo. De hemel is strakblauw. De hele morgen zat ik achter mijn pc. Ik zag wel dat het mooi weer was, maar besefte niet dat het zo’n prachtige dag is. Ik bedenk me, dat er naast mijn dochters school een prachtig natuurgebied is. Nadat ik iemand erg blij gemaakt heb met een tas vol sportkleding, wandel ik dus het bos in. Op de grond ligt op sommige plekken sneeuw, op andere plekken zijn de gevallen bladeren warm oranje in de zon. Dikke druppels smeltwater hangen aan de takken.

druppels smeltwater aan de takken

De druppels doen me denken aan het bijzondere verhaal van Godfried Bomans: ‘De rijke bramenplukker’. Deze man woont in het bos en vertelt aan een bezoeker dat hij heel rijk is, omdat het bos vol diamanten hangt. Wanneer dan alle inwoners van de naburige stad komen om al die diamanten te halen, blijken het maar dauwdruppels te zijn en wordt de bramenplukker vanwege zijn bedrog omgebracht. In onze tijd zien we de rijkdom ook vooral in financiële dingen, in apparaten en luxegoederen. Juist in deze cadeaumaand lijkt de grootste rijkdom in dure cadeaus te zitten. Maar na ons Sinterklaasvieren besef ik juist dat de rijkdom zit in de vriendschap en in de creativiteit. De kleine, op het eerste gezicht onbeduidende dingen, zijn de diamanten in het leven.

Vanuit het bos loop ik de hei op. Berkjes, mijn lievelingsbomen, staan helder wit tegen de grijsbruine heidestruiken en de mooie lucht.  Midden op de hei liggen kleine heuveltjes. Ik vind een informatiebordje met uitleg: het zijn grafheuvels van ongeveer 4000 jaar geleden. Zo ineens krijgt deze heide een heel andere dimensie: het is een plek met een onvoorstelbaar lange geschiedenis. Zo lang geleden woonden hier mensen. Waar zouden zij aan gedacht hebben bij het zien van de druppels smeltwater aan de takken? Het is een vreemd idee dat we maar zo weinig meer van hen weten. Hun gedachten, gevoelens, hun persoonlijkheid en karakter, het is allemaal weggezonken in het verre verleden.


grafheuvels op de Ermelose hei

Bij een grafheuvel sta ik stil en haal diep adem. Ik leef. Maar over enige tijd zal ik er ook niet meer zijn. De laatste zondag in november herdachten we in onze kerk de overledenen. Zoveel namen en gezichten, zoveel verhalen en herinneringen, zoveel mensen die in onze harten en gedachten nog zo aanwezig zijn, maar die gestorven zijn en begraven. Het blijft iets onvoorstelbaars, dat een mens er op een gegeven moment niet meer is. Ieder mens weet dat de dood zal komen, en toch, als het zover is of als je er echt over nadenkt, is het onvoorstelbaar. Want een mens wil leven. Dat is een enorme kracht, een sterke kracht: de wil om te leven.

Daar op de hei zijn ze ineens in mijn gedachten: het familielid dat kortgeleden gestorven is, en bij wie ik de laatste weken waakte. Maar ik denk ook aan een familielid dat te horen gekregen heeft dat zijn ziekte onbehandelbaar is en zijn tijd van leven zeer beperkt. Ik denk aan hem en zijn jonge gezin, en aan de worsteling om te leven met dat onvoorstelbare: dat hij er straks niet meer zal zijn. Het is een vreemde spagaat: aan de ene kant hoort de dood bij het leven, en aan de andere kant blijft het iets dat helemaal níet bij het leven hoort, omdat het het leven en geluk kapot maakt.


Als ik verder loop is er nog een gedachte in mij: de hoop dat er over honderd jaar ánderen bij deze heuveltjes stil zullen staan en naar de druppels smeltwater kijken. De hoop dat wij zó met onze wereld omgaan, dat alle échte rijkdom van onze wereld bewaard blijft voor de mensen die na ons komen, en die de levenskracht en de wil tot leven van ons overnemen. Net als een estafettestokje mogen we dat aan elkaar doorgeven: de schoonheid, de liefde, de vriendschap en al die andere dingen die onze levenskracht voeden. Zolang ik leef, heb ik nog veel te doen.

donderdag 6 december 2012

Sinterklaas en de handen van God


Vandaag ruim ik alle kapot gescheurde Sinterklaaspapier van de bank, raap ik over het hoofd geziene pepernoten van de vloer en vind ik overal nog kladjes van gedichten. Er staan prachtige surprises op tafel zoals een ark van Noach met origami-beesten en een verrekijker die je langer en langer uit kon schuiven. Mijn nichtje maakte een prachtige kalender met zelfgemaakte foto’s van gewelfschilderingen in een kerk, en ze breide een noorse kerstbal voor mijn boom. Ik geniet van al die creativiteit!

surprise in de vorm van de ark van Noach

Onze jongste dochter heeft op tv gezien hoe een kind hoorde dat Sinterklaas niet bestond. Het was een enorme teleurstelling. Ze vraagt mij hoe zij er destijds op gereageerd heeft, op dat bericht. Het is waar: voor veel kinderen is er die breuk tussen de tijd dat Sinterklaas bestaat en de tijd dat blijkt dat het allemaal verzinsels zijn.

Met onze kinderen hebben we dat anders gedaan. Natuurlijk geloofden zij ook in Sinterklaas: als je zo’n Sint in zijn rode tabberd en met lange baard ziet, is dat indrukwekkend. Maar zodra een kind ons vroeg hoe dat nou zat, dan vertelden wij hen de waarheid: dat we allemaal een beetje Sint en Piet zijn. Dat er dus geen enge vreemde Pieten door het huis sluipen in de nacht om hun schoen te vullen en dat wij ook echt wel van hen houden, maar geen geld hebben voor zulke dure cadeaus als sommige kinderen in de klas. Die antwoorden waren eerder geruststellend dan teleurstellend, en deden geen afbreuk aan de magie van Sinterklaas. Het voegde juist eerder iets toe: zij bleken zelf een actieve rol te kunnen spelen.

Zo  gebeurde het dat onze vierjarigen ’s ochtends vroeg naar beneden slopen en tekeningen in mijn schoen deden. Dat er kleine onbeholpen gedichtjes in kwamen, vol liefde gemaakt, met cadeautjes, zelf gemaakt of gekocht. Zo zaten we elk jaar in november te knutselen voor de hele familie: bordjes beschilderen, postpapier maken, doosjes beplakken; elk jaar iets anders. Wat een feest om dat te maken en te geven. Als ik het erg druk heb en wat teveel aan mijn hoofd heb en dan wel eens voorstel om Sinterklaas maar eens over te slaan dit jaar, komt er een storm van protest. Want Sint en Piet zijn al bezig met allerlei leuke geheimen, achter in de kast van hun studentenkamer en achter in de la met schoolschriften, waar ik toch nooit in kijk.
onze sinterklaas stoomboot
die elk jaar tevoorschijn gehaald wordt

Sinterklaas is een prachtig feest. Het biedt de kans om mensen een plezier te doen, om grapjes te maken en mensen eens te bedanken of een hart onder de riem te steken. Dat die bisschop van Myra (hij leefde van ±280-346) tot in deze tijd mensen inspireert, vind ik mooi. Er zijn legenden over hem, waarin hij kinderen redt en waarin hij drie arme meisjes geld geeft, zodat zij kunnen trouwen (dat was in de tijd dat je nog een bruidsschat mee moest nemen). In de loop van de eeuwen zijn er zo allerlei gebruiken rond de heilige Nicolaas gegroeid. Sommige zijn een vermenging van oude Germaanse gebruiken met de verhalen rond de christelijke heilige. Hoewel het opkomende protestantisme destijds heeft geprobeerd het Sinterklaasfeest af te schaffen, is dat niet gelukt. Gelukkig maar, denk ik daar aan mijn tafel met surprises.

Afgelopen tijd was er een inzameling voor kinderen van gezinnen die afhankelijk zijn van de voedselbank. Voor hen wordt geld ingezameld om hen ook cadeautjes en traditionele Sinterklaastraktaties te kunnen geven. Zo werd er destijds, in de 15e eeuw al schoen gezet voor de armen, en wel in de kerk: de rijken legden wat in de schoenen en de opbrengst werd onder de armen verdeeld.

Terwijl ik de laatste pepernoten eet, bedenk ik me, dat het met geloven in Sinterklaas eigenlijk net zo gaat als met geloven in God. Als kind ervaar je ook God als een soort Sinterklaas: hij kan alles, hij weet alles, hij geeft je waar je om vraagt... Maar dan, als je ouder wordt, krijg je vragen. Want hoe zit het met het onrecht in de wereld? En hoe kan het dat je gebed niet verhoord wordt? Voor sommige mensen ontstaat er dan een breuk: de scheiding tussen de tijd dat ze nog in God geloofden en de tijd dat ze dat niet meer deden.

Maar het kan ook anders. Want bij het geloven in God komt er ook een moment, dat je je kunt gaan realiseren dat wij zelf ook de handen en voeten van God mogen zijn. Bidden en doen gaat hand in hand: je kunt niet met verlanglijstjes komen en zelf met de armen over elkaar afwachten. Voor mij doet dat geen afbreuk aan het geloof: het maakt mij juist meer betrokken.

De speculaas is op. Ik moet weer aan het werk. Er is nog veel te doen in onze wereld: op veel plaatsen en manieren zijn de handen van God dringend nodig!