donderdag 26 juni 2014

Bagage of ballast?

Het is zomertijd en in onze streek is het de tijd van de rommelmarkten. Kerken en verenigingen in de omgeving organiseren ze. In onze kerk was er een week lang een gezellige drukte en was men met man, vrouw en macht bezig om kerk, zaaltjes en kerkplein  om te toveren in een gezellige markt waar geen nee te koop was. Werkelijk alles was er: je zou er een heel huis mee kunnen inrichten. Als de rommelmarkt voorbij is, wordt het meeste op karren geladen en afgevoerd naar de milieustraat. Dat is altijd een wat trieste aanblik: die spullen die niemand nodig heeft en die als afval eindigen.


Natuurlijk is het mooi dat veel dingen weer een nieuwe bestemming vonden. Dit is een vorm van recycling, van hergebruik. Maar aan de andere kant is het verontrustend dat er zoveel spullen zijn, die eigenlijk overbodig (geworden) zijn. Waar komen al die spullen vandaan?

Wij gaan deze zomer verhuizen. Ik heb een nieuwe baan gekregen in een andere streek van het land en dat betekent dat we alles moeten inpakken en verhuizen. In Friesland was vroeger elf mei de verhuisdag. Op die dag kreeg je een nieuwe aanstelling, op die dag trouwde je en op elf mei verhuisde je dus. ’s Morgens laadde je je bezittingen op een kar, en ’s middags laadde je ze op de nieuwe plek weer uit. ’s Avonds kon de boerenarbeider dan bij zijn nieuwe boer mee de koeien melken.

Wat is dat een verschil met onze tijd. Wij zijn al weken dingen aan het regelen en driftig aan het opruimen. Ons huis is vol. Vól met spullen en vol met herinneringen. Wat heb je echt nodig? Wat bewaar je omdat je er aan gehecht bent? Sommige dingen herinneren aan een dierbare overledene; een cadeau, een erfstuk. Ik houd van dingen met een geschiedenis: de bakvormen van mijn oma, de leunstoel van mijn grossmama, een oude kast van mijn schoonmoeder: in die spullen zit iets van de sfeer en de liefde van deze mensen verborgen. Nieuwe meubels zijn ook wel euk, maar de oude hebben als het ware een ‘ziel’, een verhaal.

Voor anderen zijn veel dingen in mijn kast waardeloze rommel. Voor mij zijn het kostbaarheden die herinneren aan mensen en ervaringen, aan plaatsen en fasen in mijn leven. Het is mooi om iets van je geschiedenis mee te kunnen nemen. Maar het moet bagage blijven en geen ballast worden. De sfeer en liefde van de mensen met wie ik leefde, zitten uiteindelijk niet in de spullen. Meer nog dan in de spullen is die liefde in mij opgeslagen, en waar ik heen ga, gaat die liefde mee.


Zo ben ik deze weken bezig om alles wat in ons huis verzameld is, kritisch te bekijken. Heb ik het nodig? Voegt het iets toe? In mijn huis hebben zich ook overbodige dingen genesteld. Aan de andere kant zijn er ook veel dingen die nodig zijn – maar dan niet op de praktische manier zoals een theepot of een koekenpan. Een mens heeft namelijk mooie dingen nodig die haar inspireren, die moed geven en warmte. Houtsneden van mijn vader, kopergravures van een vriend, maar ook glanzende schelpen en stenen uit de bergen: ik omgeef mij met veel kostbare schatten.

In onze wereld is heel veel te koop. Het is steeds zoeken naar het evenwicht: tussen wat je nodig hebt en wat je kunt missen, tussen wat nodig is en wat gewoon mooi is en inspireert, tussen oude dingen met een geschiedenis en een ziel, en nieuwe dingen die praktische zijn en handig. Boeken en films zijn een ongekende bron van inspiratie. Maar doordat we er zo veel van hebben, beseffen we hun waarde nauwelijks meer. Wij lezen momenteel boeken van de IJslandse schrijver Jón Kalman Stefánsson. De hoofdpersoon, die ‘de jongen’ genoemd wordt, staat bol van het verlangen naar boeken, naar gedichten. Hij schrijft gedichten over, leert ze uit zijn hoofd, en het kostbaarste wat er in zijn ogen te koop is, zijn boeken en witte vellen papier.

Terwijl ik door mijn huis ga en de vele planken met boeken tel, is deze jongen in mijn gedachten. In al onze overvloed zijn wij iets wezenlijks kwijtgeraakt: het besef van de waarde van de dingen. Heel veel boeken verdwijnen aan het eind van de rommelmarkt bij het oud papier. Ook uit mijn boekenkast zullen boeken bij het oud papier gaan …. mijn bagage is vaak tot ballast geworden. Maar wat ik mee wil nemen is dat besef van de waarde van de dingen: dat ik rijk ben met de schoonheid en de wijsheid die ik in mijn leven om mij heen verzameld heb. Dat ik daar van mee mag nemen: soms in de vorm van spullen en tastbare dingen, maar vaak ook ‘in de geest’: mensen en boeken hebben mij gemaakt tot wie ik nu ben.


Verhuizen is een les in kritisch kijken en in loslaten. Het bepaalt je bij de vraag wat een mens nou écht nodig heeft. Ik hoop dat wat ik in deze weken leer, doorwerkt in de tijd die komt. Want in onze wereld vol spullen denken we steeds weer dat we er niet zonder kunnen en laten we ons verleiden tot het kopen van allerlei overbodigs dat ballast wordt in ons leven. Die ballast moet overboord, zodat we niet zwaar en log worden, maar vrolijk kunnen zeilen: wendbaar en licht.

donderdag 19 juni 2014

Een vlammend vuur

Midden in een donker bos zit ik bij een kampvuur. Ik ben mee op kamp met groep acht. De klas doet vanavond een spannend smokkelspel. De meester heeft mij gevraagd om bij het kampvuur te blijven en het aan te houden. Stiekem vind ik dat wel fijn, want ik ben geen held met avonturen in het donker. Ik leg af en toe een nieuw blok hout op het vuur en kijk naar de vonken die gloeiend tegen de donkere hemel opstijgen.
Ik zit niet lang alleen. Ineens komt een kind de lichtkring van het vuur in rennen. Het heeft buikpijn. We praten even in het flakkerende schijnsel van het vuur. Na een tijdje zakt de buikpijn af en stapt ze weer het donker in. Steeds zitten er één of meerdere kinderen even bij me. Niet iedereen is even dapper bij zo’n smokkelspel. ‘Eigenlijk vind ik dit wel eng’, zegt de een. Een ander is gevallen en moet even bijkomen. De hele avond is de plek bij het vuur een veilige haven. Als het spel is afgelopen, is er voor iedereen iets te eten wat we warm maken boven het vuur.

Vuur maken is niet altijd zo gemakkelijk geweest. Het was destijds een heel werk met stenen, een stokje, wat strootjes of wol. Maar als er dan een vonk kwam, een vlam, werd alles anders: dan was er vuur. Vuur zorgt voor licht in het donker van de nacht, voor warmte in de kou van de winter, het houdt wilde dieren op afstand, maakt water warm en bakt het brood gaar. Vuur maakt alles anders. In vroeger tijden was de plek van het vuur de centrale plek. Daar kwam iedereen samen, daar was het hart van het huis, daar werd gedeeld, geleefd, gegeten, gezongen en gepraat.


In onze huizen met centrale verwarming en elektrisch licht zijn we het besef van het belang van vuur verloren. Broeder vuur is onherkenbaar geworden. Wie een open haard of houtkachel heeft en wie een vuurtje stookt bij de tent, herkent broeder vuur in zijn oorspronkelijke gedaante, zoals Franciscus hem ook gekend heeft. Je ziet ze voor je, Franciscus en zijn broeders, moe en koud na een lange dag buiten. Bij het vuur komen ze bij, kunnen ze praten en eten.

Steeds weer wordt er een stuk hout op het vuur gelegd. Vuur moet gevoed worden: er moet lucht zijn en brandstof, zoals hout van een oude boom. Willem Hussem dichtte: 'warmte vergt jaren groei'. Vuur kost voorbereiding en inspanning, vraagt aandacht en zorg.

Broeder vuur,
schilderij in de hof van het Franciscaner klooster van Megen

Net als water heeft vuur ook een andere kant. Vuur is vriend én vijand. Vuur kan om zich heen grijpen, kan overweldigend zijn en alles vernietigen dat op zijn pad komt. Vuur is soms genadeloos, beangstigend en bedreigend. Broeder vuur heeft een ongekende kracht en moet begrensd worden: binnen een kring van keien of in de haard.

Juist die haast niet te temmen kracht van vuur maakt dat vuur symbool staat voor liefde. In Hooglied lezen we: (8: 6-7)
De liefde is een vlammend vuur,
een laaiende vlam.
Zeeën kunnen haar niet doven,
rivieren spoelen haar niet weg.

Liefde is een geweldig sterke kracht die alles kan veranderen. Passie en enthousiasme, alles wat je met liefde doet en waar je hart ligt, zijn ook zulke krachten. Dit vuur kan een wereld van verschil maken en aanstekelijk werken. Liefde, geloof, passie en enthousiasme zijn innerlijk vuur van de mens. Dat heeft ook brandstof nodig, zorg en aandacht.

textielapplicatie MM Schwarz
Broeder Vuur

Uit het Keltisch Christendom is er een oud gebed overgeleverd bij het aansteken van het vuur in de morgen, een gebed om het vuur van de liefde:
God, ontsteek in mijn hart
een vlam van liefde
voor mijn buren, voor mijn vijand, mijn vriend, mijn verwanten
voor het kleinste wezen dat leeft
omdat U God van liefde bent.

fragment van een gebed uit: Het Keltische visioen, Esther de Waal



Dit blog is eerder verschenen in het blad  'In gesprek' van de Protestantse Vrouwen Organisatie.

maandag 9 juni 2014

Wie beheerst onze wereld? Het plastic of wij?

Wanneer ik thuis kom van het boodschappen doen, moet er opgeruimd worden. Melk in de koelkast, fruit in de fruitschaal … en zo krijgt alles zijn plek in de keuken. Mijn boodschappentassen worden leger, maar op tafel groeit iets bizars: een enorme berg plastic verpakkingsmateriaal. We hebben er een speciale afvalbak voor, die geleegd wordt in grote plastic zakken die we af en toe aan de weg zetten. Als we de ophaaldag een keer vergeten, is de hoeveelheid plastic van enkele weken verbijsterend.

Al jarenlang weiger ik plastic tasjes. Als ik boodschappen ga doen, neem ik altijd een paar tassen of manden mee. In mijn handtas gaan kleine opvouwbare herbruikbare boodschappentasjes mee. Zo kan ik onverwachte boodschappen altijd dragen. In sommige winkels weten ze al dat ik geen tasje wil. Bij andere winkels pakt het personeel de boodschappen niet meer automatisch in een plastic zak, maar vraagt: “Gaat het zo mee?” Boodschappentassen en fietstassen maken veel plastic overbodig. In mijn boodschappentas gaan groentezakjes mee: lichte zakjes, speciaal voor het meenemen van groente. De cassières zijn er al aan gewend. Als de zakjes vies zijn was ik ze even, en ze kunnen er weer maanden tegen.

netjes om groente in te kopen: hergebruikbaar

Ik herinner mij hoe mijn moeder vertelde over de tijd waarin het plastic net ontdekt was. Het was iets ongelooflijks; waterdicht en isolerend. Het gaf ongekende mogelijkheden: plastic broekjes zorgden er bijvoorbeeld voor dat alleen de luiers nat werden, en niet het hele bedje. Plastic was een uitkomst op allerlei gebied: in de huishouding, voor elektriciteitsbedrading, in de gezondheidszorg.

Omdat plastic nu goedkoop is, wordt het overal voor gebruikt. Plastic is een wegwerpartikel geworden. Plastic bekertjes, tasjes, bordjes maar ook plastic hebbedingetjes en speelgoed .. allemaal bedoeld voor even. Rond evenementen is het reclamemateriaal vaak van plastic. Het is gratis – en het belandt al gauw weer bij het afval. Rond wereldkampioenschappen krijg je bij allerlei winkels gratis gadgets en er zijn gekke leuke dingen in oranje te koop … van plastic. Een paar dagen zullen we ze gebruiken, en dan zwerven ze weer rond: in huis op zolder of op straat bij het zwerfafval.

Veel producten die vroeger van metaal of hout waren, zijn nu van plastic. Hun levensduur is meestal maar kort: plastic scharnieren of verbindingen zijn niet sterk en als ze eenmaal stuk zijn, zijn ze niet meer te repareren. Omdat de spullen goedkoop zijn, kopen we ze makkelijk. Als ze kapot gaan, kopen we weer nieuw en zo houden we de verspilling van grondstoffen en energie in stand.

Is het typisch Nederlands of gewoon algemeen menselijk? Hoe goedkoper iets is, hoe fijner we het vinden. Dat veel dingen maar even mee gaan, realiseren wij ons niet. Repareren willen of kunnen we niet meer. En dat vinden we ook wel fijn, omdat we dan iets nieuws kunnen kiezen. In alles heb je tegenwoordig modekleuren, en zo brengen nieuwe spullen ons weer op de mode.


Inmiddels is plastic overal: in de winkels in heel veel producten, in de bermen en zelfs in zee. Niet wij maar het plastic beheerst inmiddels de wereld. Op internet circuleren filmpjes van zeevogels die sterven van de honger omdat hun maag vol plastic zit. Andere zeedieren raken verstrikt in het rondzwevende plastic en in de stad zitten vogelnesten vol plastic, waardoor jonge vogels sterven. Het afvalplastic vergaat wel, maar heel langzaam. En als het dan vergaat, komt het in piepkleine deeltjes in de voedselketen terug.

zie: plasticsoupfoundation.org

Plastic is een prachtige uitvinding. Maar niet het plastic moet de wereld beheersen, maar wij. Als consument mogen wij wel wat kritischer zijn. Hebben we al dat plastic echt nodig? Vandaag begint de ‘Zero Plastic Week’. De bedoeling is dat zoveel mogelijk mensen een week lang geen nieuw plastic kopen. Een week zonder plastic …  kunnen we dat nog? Zijn er alternatieven?

Waarom zou je zoiets doen, een week zonder plastic? Het helpt immers geen barst, het verandert nauwelijks iets. Zou dat zo zijn? Of zou zo’n week óns kunnen veranderen, zodat wij de wereld kunnen veranderen? Want waar wij ons bewust worden van wat we doen en wat we kopen, kunnen we andere keuzes maken. We kunnen een beweging in gang zetten die plastic rehabiliteert: plastic niet voor eenmalig gebruik en vervolgens afval, maar als kostbare grondstof die alleen als het echt nodig en zinvol is, ingezet moet worden. Wie gaat de uitdaging aan?

Zie ook: Zero Plastic week

voor nuttige en zinvolle tips, zie: zero plastic week: wat kun je doen?

voor een uitgebreid achtergrondartikel en ervaringen van een week zonder plastic, zie: Een week zonder plastic


vrijdag 6 juni 2014

Eeuwenoud licht

Mijn zus en ik zijn een middag samen op pad om bij te komen van allerlei dingen die onze aandacht opeisten en om bij te praten. Het is heerlijk om je een middag alleen maar te laten leiden door wat er toevallig op je pad komt. Wij lopen door Amersfoort en zien overal geschiedenis. Oude poorten, gevelstenen, opschriften … de binnenstad ademt een eeuwenlange geschiedenis.

We stuiten op museum Flehite en vinden daar nog meer verhalen en voorwerpen uit die oude tijden. Hier staan we dan in het jaar 2014 en we kijken naar Middeleeuwse dobbelstenen, tegels en schoenen. Het is zo lang geleden dat je het je niet voor kunt stellen. Ze ontroeren mij, die oude dingen. Want ze zijn een teken van leven uit lang vervlogen tijden, uit een tijd die voorgoed voorbij is en waarvan niemand meer in leven is. Deze voorwerpen brengen dat alles weer even tot leven, je ziet handen voor je, je hoort een harteklop, je voelt een verbondenheid van mens tot mens, over al die eeuwen heen.


In een andere zaal is een expositie van oude Russische iconen. De glans en het goud van de iconen stralen je al van verre tegemoet. Sommige iconen zijn helemaal krom getrokken: vanouds worden ze op hout geschilderd met eitempera, een mengel van eidooier, kleurpigmenten en azijn. Het is een oude traditie die aan strikte regels gebonden is. Iconenschilders zijn vaak anoniem gebleven: zij voegen zich in die lange overlevering waarin niet hun eigen ideeën over stijl en kleurgebruik, thema en opbouw van belang zijn, maar waarin de bestaande traditie alles bepaalt.

Het gaat bij een icoon niet om de concrete afbeelding op zich, maar om het present stellen van het heilige. De icoon is een venster waardoor je degene die afgebeeld is zélf kunt zien. ‘Vensters op de eeuwigheid’, worden iconen dan ook wel genoemd. Ze geven je als het ware een doorkijkje naar de hemel, naar Gods Koninkrijk. Iconen schilderen is dan ook een spiritueel proces, waarbij gebed en meditatie van wezenlijk belang zijn. Uit een Russische tekst uit de 16e eeuw met regels voor de iconenschilder spreekt dit op een bijzondere manier:

Alvorens met je werk te beginnen, maak het teken des kruises,
bid in stilte en vergeef je vijanden.
Leg je met liefde toe op ieder detail van de icoon alsof je voor de Heer zelf werkt.
Bid gedurende het werk om je innerlijk te versterken.
Vermijd vooral de ijdele woorden en bewaar het stilzwijgen.
Behoed je geest voor de afleiding en de Heilige zal bij je zijn.


De iconen zijn met aandacht en liefde geschilderd. Sommige zijn met buitengewoon veel precisie gemaakt en zo verfijnd in de details. Ze zijn niet bedoeld om de aandacht op zichzelf te vestigen, maar om van zich af te wijzen: naar het goddelijke licht en de goddelijke liefde. Daarom is er ook zoveel goudkleurig licht in de iconen verwerkt.

Wij kennen niet alle Russische heiligen .. maar worden geraakt door een 18e eeuwse icoon met heel sprekende gezichten. We herkennen Bijbelverhalen en vele iconen beelden Maria met het Kind uit. De Moeder Gods wordt op verschillende manieren afgebeeld. De Vladimirskaja, de moeder Gods van Vladimir, heeft haar kind op haar arm en houdt haar wang tegen de wang van haar kind. Zijn armpjes omvatten haar en twee blote voetjes komen onder zijn gewaad uit. Liefde en tederheid worden tastbaar en voelbaar. Wij denken vaak dat het goddelijke in het grootse en machtige te vinden is, maar hier wordt het zichtbaar in het kleine en weerloze: in een mensenkind en in alle liefde die het nodig heeft én kan geven.


Deze anonieme iconenschilders hebben iets van hun geloof en van de kracht ervan voor ons nagelaten. Ook hier ervaar ik verbondenheid, dwars door tijd en ruimte heen, met degenen die dit gemaakt hebben. Wie dit schilderden zijn allang ver weg begraven en misschien kent niemand hun naam meer. Maar zij hebben iets wezenlijks voor ons achter gelaten: vensters op de hemel, hoop om van te leven, licht om ons te leiden. En zo nemen wij iets van dit eeuwenoude licht mee, licht van de hemel en van het geloof. We nemen het mee, vanuit die verre eeuwen en dat verre Rusland, ons eigen leven in – om het op onze beurt weer door te geven aan de mensen om ons heen.

De iconenexpositie is nog tot en met 15 juni 2014 te zien in museum Flehite, Westsingel 50 Amersfoort, zie: http://www.museumflehite.nl