donderdag 29 mei 2014

Sommige woorden zijn vioolklanken

Vaak neem ik niet de tijd om romans te lezen: er is altijd veel te doen. Maar eigenlijk zou je in alle drukte van het dagelijks bestaan juist tijd moeten nemen om te lezen. Nu wij bezig zijn met opruimen vanwege de naderende verhuizing heb ik regelmatig zere voeten en een zeer hoofd. Wat is het dan heerlijk om even in een andere wereld te duiken door een boek te lezen.

Ik lees boeken van een IJslandse schrijver, Jón Kalman Stefánsson. Het boek zit vol sneeuw, ijs en kou. Het is een hele strijd om in zo’n land te overleven. Het boek is poëtisch en filosofisch geschreven. Regelmatig zijn er regels die mij raken.

De hoofdpersoon houdt van poëzie. In de ijzige kou warmt hij zich aan de woorden: hij zegt alle gedichten op die hij kent. Ik ken maar weinig gedichten uit het hoofd. Als kind moest ik op school een gedicht uit het hoofd leren, en onze zoon moest dat op de Vrije school ook een enkele keer. Wij vinden uit het hoofd leren tegenwoordig niet meer zo nodig: je kunt immers alles opzoeken? Maar wat is het fijn als je in barre omstandigheden iets hebt om je aan vast te houden.

Woorden kunnen een enorme kracht bezitten. Jón Kalman Stefánsson schrijft (in: Hemel en hel):
Sommige woorden kunnen mogelijk de wereld veranderen, ze kunnen ons troosten en onze tranen drogen. Sommige woorden zijn geweerkogels, andere vioolklanken. Sommige kunnen het ijs rond het hart smelten en je kunt zelfs woorden als reddingswerkers erop uit sturen als de dagen wreed zijn en wij misschien levend noch dood. 

Vorige week was ik op een studiedag met dichteres Renée van Riessen. Zij vertelde over het dichtproces. Ze zei: dichten is luisteren, naar de taal én naar de stem in jezelf. Dichten is: verdichten, iets veranderen. Poëzie is bepaalde woorden toelaten en andere juist weglaten. Dingen die rondzwerven in je gedachten krijgen een plaats in de taal, worden ergens ondergebracht: in een gedicht.

Dat gedicht wordt door mensen gehoord of gelezen en brengt bij hen weer iets teweeg: herkenning, troost, ontroering ... Want dichters kunnen dingen zeggen, die wij ook voelen en ervaren, maar die we niet tot uitdrukking kunnen brengen. Sommige dichtregels, zoals ‘Verdriet kit al mijn krachten samen’ (Vasalis), ‘Zeven maal om de aarde te gaan’ (Gerhardt) en ‘Zeg het aan de bomen’ (Andreus) hebben voor heel veel mensen iets wezenlijks onder woorden gebracht. Dat zijn gedichten geworden waarmee mensen hun ervaringen herkennen en woorden kunnen geven.

Voor mij horen geloof en poëzie bij elkaar: gedichten kunnen woorden vinden voor indringende emoties en ervaringen zónder dat zij het geheim, de kracht ervan plat maken. De beeld-taal van poëzie roept veel op en is iets kostbaars. Het is een wonder hoe taal uitdrukking kan geven aan de complexiteit van gevoelens van mensen, van hun ervaringen en verlangens. Het is bijzonder als taal zo boven zichzelf uit kan stijgen. Ik las een boek van de Amerikaanse dichteres Kathleen Norris, die veel inspiratie vindt in kloosters. Zij ervaart ook die verbondenheid tussen poëzie en geloven. Zij schrijft: “Het gevoel voor het heilige is heel levend in de poëzie van onze tijd, misschien omdat poëzie, net als het gebed, een dialoog met het heilige is”.

Mijn boek gaat dicht. Ik moet weer aan het werk. Ik worstel niet met sneeuw en ijs zoals de hoofdfiguur uit het boek, maar met al het vele dat een mens verzamelt en dat in het nieuwe huis een plek moet krijgen. Maar wat ons in onze verschillende omstandigheden verbindt, is de kracht van de taal: gedichten die kunnen troosten en redden. Op IJsland, hier in Voorthuizen, en straks in Almelo.

donderdag 22 mei 2014

De draak en zijn moeder

In een zijbeuk van de kerk stootten we op een levensgroot beeld van Sint Joris die net de draak verslagen had. Onze oudste was een kleuter en keek vol ontzetting naar al dat geweld. Op onze opgewekte uitleg dat Joris had gewonnen van de draak zei ze met een klein stemmetje: “Maar de draak heeft toch ook een moeder...”  We waren er stil van, daar in die Franse kerk. Dat een klein meisje zó ver door kan denken en zo mee kan leven, zelfs met dat vreselijke monster en zijn moeder.

Sint Joris en de draak, vloermozaïek
abdij van Ganagobie 12e eeuw Frankrijk

Wij leren onze kinderen van alles: rekenen, schrijven, economie en algebra. Maar het meest belangrijke wat we hen kunnen leren is misschien wel dit: het je inleven in de ander. Want wat meestal vanzelf gaat, is dat we denken en redeneren vanuit onszelf. Wij zijn zelf vaak het middelpunt van onze gedachten en beslissingen. Natuurlijk ben je zelf ook belangrijk, maar het is zinvol om ook verder te kunnen kijken en denken. Want wat wij zeggen en doen heeft gevolgen voor een ander. We zijn niet alleen op deze aarde. We moeten het samen rooien!

Sint Joris, afbeelding van Wikipedia

“Wat u niet wilt dat u geschiedt, doe dat ook een ander niet” deze ‘gulden regel’ is bij alle godsdiensten te vinden. Het besef dat een ander een mens is als jij, met dezelfde angsten en onzekerheid, verlangens en emoties: dat maakt dat je anders met mensen omgaat. Daar waar groepen mensen als een mindere soort weggezet werden, gaan dingen vreselijk fout. Denk aan de slavernij en aan de Holocaust. Daar waar mensen elkaar niet meer als medemensen zien, ontstaat afstand en zijn mensen in staat anderen dingen aan te doen die onmenselijk zijn.

Nu zijn mensen erg verschillend. Wat voor de één troostend is, is voor de ander benauwend. Waar de één van geniet is voor de ander een opgave. Dat betekent dat we altijd goed moeten blijven luisteren om ons te kunnen aan passen aan die ander. Het is jammer als jij een zieke vriendin wilt helpen door haar ramen te zemen, terwijl zij juist zo graag iemand zou hebben die haar kwam voorlezen. Het is erg als je een buurvrouw wilt bemoedigen door haar iets leuks te vertellen over je kinderen, terwijl zij er diep verdrietig van wordt omdat zij geen kinderen kon krijgen.

Goed doen is soms ingewikkelder dan je denkt. Het heeft niet alleen met woorden, maar vooral ook met daden te maken.  Alberto Hurtado, een Chileense priester die arme mensen in noodsituaties hielp, schreef:
“Het eerste wat wij moeten doen, is hen liefhebben... hen zó liefhebben dat wij hun lijden niet meer kunnen verdragen... Mijn opdracht kan zich niet beperken tot het spreken van mooie, troostvolle woorden, terwijl ik hun ellende verder laat voortbestaan en zelf rustig mijn brood eet en niets tekort kom. Hun lijden moet mij pijn doen… Als wij hen liefhebben, weten we wat ons te doen staat.” 


Ik ken een gezin dat zich over een jonge asielzoeker uit Irak ontfermd heeft. Zij nodigen hem elk weekend bij hen thuis uit. Hij voelt zich helemaal opgenomen in het gezin. Deze familie gaat niet naar de kerk en praat nooit over waarden en normen en naastenliefde. Zij doen het gewoon, zonder ophef, zonder een God die ze belonen zal, zonder goede sier te maken. Gewoon, omdat ze beseffen dat die jongen, zo helemaal alleen ver van zijn eigen thuis en familie, eenzaam is en de warmte van een gezin mist. Diezelfde familie heeft ook onze dochter toen zij op kamers was en ver van huis, wekelijks op het eten gevraagd. Deze mensen hebben geen grote woorden, maar inlevingsvermogen en een groot hart.

Als we ons in elkaar inleven, kunnen we elkaar beter begrijpen. Dan oordelen we minder snel, kunnen we vergeven en elkaar een nieuw begin gunnen. Geloof krijgt handen en voeten in zo’n levenshouding. En wat voor geloof dat dan is, is minder belangrijk: het gaat uiteindelijk om wat je voor die ander betekent.

Dit weblog werd eerder gepubliceerd in het blad 'In gesprek' van de Protestantse Vrouwen Organisatie.

vrijdag 16 mei 2014

De les van de Vrouwe van Stavoren

Het is een stad en het was een van de Hanzesteden, in de twaalfde eeuw een belangrijk handelscentrum. Nu ademt het de sfeer van een dorp, zeker in dit stormachtige weekend waarop het vrijwel onafgebroken regent. We zitten binnen, en zien vanuit het raam van onze B&B de woeste schuimkoppen op het IJsselmeer. Stavoren is vooral bekend vanwege een oude legende, over het vrouwtje. Als het even droog is lopen we naar de haven; daar kijkt zij voor eeuwig uit over het water, haar hand boven haar ogen.


Er woonde te Stavoren een rijke koopmansweduwe, ‘de Vrouwe van Stavoren’, die de kapitein van één van haar schepen opdracht gaf uit buitenlandse havens het kostbaarste te halen dat hij kon vinden. De kapitein deed tal van grote havensteden aan, keek overal goed rond maar vond niets dat naar zijn mening het kostbaarste ter wereld kon heten. Toen ontdekte hij ergens in een haven een pakhuis met de mooiste tarwe die hij ooit had gezien. Hij laadde de tarwe in zijn schip en voer naar huis in de vaste overtuiging dat hij het kostbaarste ter wereld in het ruim had.

Maar de rijke weduwe was buiten zichzelf van woede toen zij hoorde dat haar schip in plaats van met het kostbaarste, met een lading tarwe was teruggekeerd. Zij beval de kapitein het terstond in zee te storten. Een oude man, die ook op de kade stond, was ontdaan over deze vreselijke verkwisting. Hij riep haar toe dat wie honger had pas besefte dat dit het kostbaarste was wat er ter wereld bestond. En dat zij ooit gestraft zou worden voor deze daad van verspilling, en zou moeten bedelen voor haar dagelijks brood. Onverstoord draaide de koopmansweduwe zich naar de oude man, nam de gouden ring van haar vinger, gooide deze in de golven en zei: ‘Net zomin deze ring uit de zee terugkeert, zomin zal ik tot de bedelstaf vervallen’.


Korte tijd later vond de dienstbode van de weduwe de ring terug in de ingewanden van een schelvis, die zij voor het middagmaal klaarmaakte. Zij liet de ring aan haar meesteres zien, en die schrok hevig toen zij de ring herkende. Enige dagen later bereikte haar het ontstellende bericht, dat al haar schepen op de terugreis met man en muis waren vergaan. En zo kwamen de woorden van de oude man uit: de ‘Vrouwe van Stavoren’ werd arm en moest bedelen om in leven te blijven.

Dit soort oude legenden hebben een duidelijke moraal. Wat is écht kostbaar? De ‘Vrouwe van Stavoren’ was zo rijk, dat zij niet meer besefte hoe kostbaar goudgeel graan is. Het geeft te denken, want om haar heen zullen veel armen gewoond hebben: in die tijd waren de verschillen tussen arm en rijk heel groot en zichtbaar. Heeft zij zich nooit verdiept in de armen in haar stad en hun worsteling om het bestaan? Heeft zij zich nooit gerealiseerd hoe het leven voor hen was, en dat de honger vaak aan hen knaagde?


In onze tijd is ook veel armoede. Dichtbij, maar dan vaak verborgen. Dat er een voedselbank nodig is, niet alleen in grote steden maar ook in gemeenten als Barneveld, zegt genoeg. Daarnaast zijn de verschillen tussen rijk en arm wereldwijd steeds groter geworden. Wij kunnen hier kasten vol kleren kopen, terwijl degenen die onze kleren naaien vaak niet eens voldoende te eten hebben, terwijl zij werkweken van zestig uur maken. Al dit onrecht gebeurt ver weg, maar het is er wel.

Onze kerk is ‘fairtrade kerk’ geworden. De reacties daarop zijn verschillend. Sommigen zeggen: ‘Dat hoeft voor mij niet’. Natuurlijk: voor ons is het niet nodig. Wij worden in ons land in elk geval eerlijk betaald en beschermd door vakbonden. Fairtrade is niet zozeer in óns directe belang, maar in het belang van diegenen die slavenarbeid verrichten. Zij zijn mens zoals wij, en hebben dezelfde verlangens en behoeften als wij. Zijn wij als de Vrouw van Stavoren en denken wij alleen aan onszelf?


Het gewone is kostbaarder dan we denken: gewoon simpel voedzaam en gezond eten, schone lucht, helder water … Die oude legende houdt ons in deze tijd vol rijkdom en luxe een spiegel voor: wat is echt kostbaar in onze tijd? Beseffen wij dat anderen het meest basale ontbreekt: voedsel, vrijheid, mensenrechten? Het verhaal van het Vrouwtje van Stavoren is een oproep om om ons heen te kijken en na te denken over wat echt kostbaar is. Het is goed dat dit Vrouwtje hier in brons aan de haven staat. Hoe onbeduidend deze voormalige handelsstad nu mag lijken, zij leert ons een diepe waarheid. Daar mogen we mee aan de slag!



servies in B&B Basalt aan see, Stavoren

Wij overnachtten in Stavoren bij een bijzonder Bed & Breakfast: Basalt aan See. Daar was het gewone bijzonder en kostbaar: handgemaakt servies, bloemetjes uit de tuin op tafel en veel zorg en aandacht voor de aankleding en inrichting. Daar was de wijsheid van de oude legende voelbaar en tastbaar: het gewone is kostbaarder dan wij ons vaak realiseren! Zie www.benbbasaltaansee.nl

donderdag 8 mei 2014

Goedheid is sterker dan 't kwade

Het is een onooglijk gebouwtje, maar het heeft een lange en bewogen geschiedenis. Het gebouw is gebruikt als woonhuis, rokerij, slagerij, timmerwerkplaats en theater. Toen werd het een kerk en nu eindelijk is het weer waarvoor het gebouwd is: een gebedshuis, maar dan van een Joodse gemeenschap. De kleine sjoel staat aan de Spoorstraat en op de gevel staat sinds enkele jaren weer wat er bijna honderd jaar stond, in Hebreeuwse letters: ‘Hoe geweldig is deze plaats, dat kan niet anders dan een huis van God zijn en hier is de poort van de hemel’ (Gen. 28: 17). Het herinnert aan de inwijding van de sjoel in 1884. Er woonden toen 68 Joden in Dieren en dankzij de opkomende industrie groeide het dorp.  Er werden in de jaren daarna een leslokaal en een ritueel bad (een mikwe) bijgebouwd. Het klaslokaal had hoge ramen, zodat de leerlingen niet naar buiten konden kijken.

de voormalige ingang van de Dierense synagoge

Dit soort kleine eenvoudige synogoges waren er vele in ons land. Maar de oorlog heeft alles veranderd. De Dierense Joden werden  weggevoerd en de inrichting van de sjoel ging verloren. Ergens in het bos is een onderdeel van een van de originele kandelaars gevonden met inscriptie over de inwijding van de sjoel. Is de kandelaar kwijt geraakt bij een onderduik in de bossen? Inmiddels is dit stukje geschiedenis weer terug in de synagoge. Van de weggevoerde Joden kwamen er maar twee terug naar Dieren en van een Joodse gemeenschap was geen sprake meer. Zo stond de sjoel leeg en werd voor andere zaken gebruikt.

In 1965 werd er weer een Joodse gemeenschap opgericht. Er was geen eigen plek, maar een heilige ark op wielen die steeds weer ergens anders neergezet werd. Toen de kerk die de sjoel in gebruik had een sloopvergunning aanvroeg, kwamen mensen tot bezinning en werd de sjoel gemeentelijk monument. Dankzij het werk van Stichting De Dierense Sjoel is dit gebouw weer een geweldige plaats geworden en kwam er in 2007 weer een mezouza aan de deurpost. Nu is dit gebouw weer in gebruik zoals het bedoeld was: als een huis van een Joodse gemeenschap en een huis van God. De Davidsster op de gevel is zichtbaar door het glazen dak van de aangebouwde hal en de Hebreeuwse tekst is weer opnieuw boven de voormalige ingang aangebracht.

de resten van het rituele bad

In de synagoge is een studiedag waar een vriendin en ik aan meedoen. We zien de restanten van het voormalige mikwe: onder een glasplaat in de vloer zijn de treden naar het bad zichtbaar. In een van de muren is een stukje van het stucwerk onaf. In elke synagoge is zoiets te vinden; iets dat niet af is. Het symboliseert de gebrokenheid van de wereld en de onvolmaaktheid. Hoe mooi deze synagoge ook is, de pijn van de weggevoerde Joden en van onrecht in onze tijd blijft zichtbaar.

onvolmaaktheid

We krijgen uitleg over het gebouw en uitleg over de Joodse gemeenschap. Een lid van die gemeenschap vertelt dat de joodse gemeenschap met veel vreugde de sjoel weer in gebruik  heeft genomen. Dat er weer Joods leven is in Dieren, gewoon zichtbaar en niet stiekem in een hoekje, dat doet goed. Ze vertelt hoe ze toen na de oorlog trouwde tegen haar man zei: ‘Ik heb een wens. Na alles wat er gebeurd is met onze familie wil ik zo graag weer een Joodse gemeente opbouwen’’.

De Joodse gemeente is haar eigen huis lang kwijt geweest en heeft er hard aan moeten werken om de eigen sjoel weer terug te krijgen. Dat is gelukt omdat er mensen zijn die zo’n diep verlangen hadden om ondanks alles een nieuw begin te maken. Wat een moed en wat een kracht! Het is hoopgevend dat het Jodendom leeft en de geschiedenis een nieuwe wending krijgt. Het is goed dat deze Sjoel weer een Joods gebedshuis is: als een teken dat goedheid sterker is dan het kwade…

Goedheid is sterker dan ’t kwade,
liefde sterker dan haat,
licht is sterker dan ’t duister,
leven sterker dan dood
(een lied uit Iona)






donderdag 1 mei 2014

Wonen overal, (n) ergens thuis .....

Vandaag moet ik in Almelo zijn om afspraken te maken voor mijn nieuwe baan per september  dit jaar. In de trein schrijf ik een column voor de Barneveldse krant – net als veel dingen is het de laatste keer: een gek idee. Dan rijd ik station Almelo binnen.  Het is nog een vreemde stad voor mij, maar straks wordt het mijn thuis. Mijn tomtom en google maps staan dan ingesteld op de Beethovenlaan in Almelo, terwijl het voor mij nu nog een onbekende stad is.

Wanneer ben je thuis? Je kunt ergens jaren wonen, en je toch niet ‘thuis’ voelen. Je kunt een huis en en woonplaats hebben die geen echt thuis zijn. Een plek is niet zomaar thuis. Het betekent dat je ergens de weg kent, dat het vertrouwd en bekend is. Maar  meer nog dat je je veilig en geborgen voelt. Thuis betekent dat je verbondenheid ervaart. Je kunt je ergens thuis voelen waar je voor het eerst bent. Zo verging mij dat in de Bleekgemeente, waar ik vreemd en nieuw was, en waar ik tegelijkertijd herkenning en verbondenheid voelde.

Ten Cate torentje,
van voormalige textielfabriek

Daarom durf ik de stap te wagen naar die onbekende kerk in dat onbekende deel van Nederland. Ik vertrouw erop dat het mijn thuis kan worden. Maar zover is het nog niet. Inmiddels kan ik zonder plattegrond de Bleekkerk vinden, en zie ik al enkele herkenningspunten. Enkele torens en fabriekspijpen herinneren nog aan de bloeitijd van de textielindustrie. Ik weet nog weinig van de geschiedenis van deze streek en heb nog veel te leren. Ik zie in de boekhandel de Twentse bijbel: na de Groningse bijbel en de Achterhoekse bijbel zal deze binnenkort wel aan mijn verzameling worden toegevoegd. Zo leer ik de bijbel steeds weer in nieuwe klanken kennen.

de Bleekkerk

Gelukkig hebben we een huis gevonden waarvan ik denk dat wij ons er thuis zullen gaan voelen. Er zijn veel vogels en zelfs eekhoorntjes in de tuin en er bloeit een grote paardekastanje. Het huis voelt al vertrouwd, zelfs nu we er nog niet wonen. Misschien wel omdat er ook een piano staat en er mensen wonen die erg van lezen houden. Straks zullen we moeten wennen aan de vreemde geluiden die elk nieuw huis heeft, en aan de eigenaardigheden van het slot of de oven. Het zal even duren voor we in het donker op de tast de weg weten. Maar uit ervaring weten we dat het kan: een nieuw onbekend huis kan heel eigen worden. Zelfs zo dat je er tegenop ziet om er weg te gaan, ondanks de gebreken en de onvolkomenheden van het huis. Een thuis heeft te maken met geworteld zijn, met langzaam maar zeker steviger staan.

Op mijn tocht door de stad zie ik allemaal nieuwe dingen. Bij de VVV neem ik folders mee. Dit wordt ons thuis, maar we moeten het nog helemaal ontdekken. Het moet nog ‘eigen’ worden en vertrouwd. Wij kennen hier nog niemand, hebben nog geen band met de mensen of de streek. Maar zo zijn wij ook op de Veluwe en in de Achterhoek begonnen. Het is bijzonder om te ervaren hoe iedere streek haar eigen mentaliteit heeft, eigen sfeer, tradities en gewoonten. Je thuis gaan voelen is allereerst je dat alles eigen maken. Maar thuis voelen heeft ook te maken met hoe je jezelf daartoe verhoudt. Kun je jezelf zijn, pas je in die sfeer, ga je er echt zelf deel van uitmaken of blijf je toch een buitenstaander?

‘Jezelf zijn’ is nog niet zo makkelijk. Daarvoor moet je ruimte krijgen. Als kind ben ik veel gepest. Ik was anders dan de rest en daar was geen ruimte voor. Het maakt je kwetsbaar en zelfs nu, vele decennia later ervaar ik nog wel eens de gevolgen van het gepest zijn tijdens mijn schooltijd. Onze kinderen hebben op school ook met pesten te maken gehad, juist bij verhuizingen. Wordt er op de nieuwe plek ruimte voor je gemaakt? Mag jij zijn wie je bent? Want dan pas kun je je gaan wortelen, voel je je veilig en thuis.


Aan de voet van de Grote kerk eet ik een broodje in de zon, samen met iemand van mijn nieuwe gemeente. De eerste afspraken zijn gemaakt en straks kan het werk beginnen. Hiermee is het werken aan een ‘thuis’ al begonnen. Vandaag is er weer een stapje gezet. Zonder op de kaart te kijken vind ik mijn weg terug naar het station. Ik ga mijn best doen om hier thuis te worden. Want dat heb je nodig: een plek om je geborgen te voelen en om te kunnen zijn wie je bent!