donderdag 28 november 2013

Ik luister dus ik ben!

Onze dochter zoekt werk, en een vriendin ook. Zodoende lees ik nogal eens advertenties mee om te kijken of het wat is. In een van de advertenties staat dat je moet kunnen luisteren. Op het eerste gezicht een open deur. Luisteren kunnen we allemaal en doen we de hele dag. We luisteren naar de radio en we luisteren naar elkaar. Iedereen kan luisteren!

Luisteren lijkt heel eenvoudig. Maar hoe vaak komt het niet voor dat iemand je iets vertelt en je maar met een half oor luistert. In gedachten ben je met heel andere dingen bezig: met je werk, met een probleem dat je niet kunt oplossen of met wat je vanavond zult eten. Later denk je: hoe zat het ook al weer, wat heeft ze precies gezegd? Of je luistert wel, maar het verhaal van die ander herinnert je aan dingen die jezelf beleefd hebt en ineens ben je alleen nog maar met je eigen verhaal bezig. Of je luistert uit beleefdheid, en ondertussen bedenk je hoe je jouw eigen idee goed naar voren kunt brengen als die ander uitgesproken is.



Echt luisteren is een hele kunst. Want wie echt luistert, is niet met zichzelf bezig. Die is er met de gedachten en met het gevoel bij, bij die ander die spreekt. Wie echt luistert staat open voor die ander. Dat betekent dat je niet meteen een oordeel klaar hebt. Echt luisteren betekent dat je die ander probeert te begrijpen, dat die ander er mag zijn.

Luisteren lijkt iets passiefs. Je doet niks. Maar vergis je niet. Luisteren is iets heel actiefs: bij ècht luisteren verplaats je je in die ander, leef je je in hem of haar in. Dat kost veel energie, omdat de ander zo anders is dan jij. Echt luisteren is dus niet iets dat je op de automatische piloot doet of even erbij. Luisteren vraagt al je aandacht.

Vaak denken we dat luisteren niks helpt. Het maakt de situatie immers niet anders, en we willen daarom vaak liever iets zeggen, troostende woorden bijvoorbeeld, of iets doen. Maar luisteren is belangrijker dan je denkt. Want door te luisteren kan die ander zich uiten, kan die ander onder woorden brengen wat hij of zij voelt of wil.  Iemand die echt naar je luistert hoeft geen oplossingen aan te dragen voor jouw probleem. Want doordat hij/zij luistert, groeit er wellicht in jouzelf een oplossing, een nieuwe gedachte, een andere manier van kijken.



Wie echt luistert, hoort soms meer dan er gezegd wordt. Wie echt luistert helpt een ander om eigen oplossingen te vinden. Luisteren is dan iets heel kostbaars. Ed Hoornik schrijft in zijn gedicht over hebben en zijn:

Zijn is de ziel, is luisteren, is wijken ...

Het is niet:  ‘ik praat dus ik ben’, maar het is: ‘ik luister, dus ik ben’. Een tijdje geleden postte een collega een stukje van Henri Nouwen op facebook. Het bleef bij mij  haken, en ik deel het hier weer verder uit:

Luisteren is heel moeilijk. Om te luisteren moet je innerlijk stevig staan en jezelf niet meer hoeven te bewijzen met praten en argumenteren. Wie echt kan luisteren hoeft niet zo nodig meer opgemerkt te worden. Zo iemand is vrij om te ontvangen, te verwelkomen, te aanvaarden. Luisteren is veel meer dan een ander laten uitpraten om daarna weer antwoord te kunnen geven. Luisteren betekent dat je alle aandacht voor de ander hebt en die ander opneemt in jouw bestaan. Het mooie aan luisteren is dat degene naar wie je luistert zich erkend begint te voelen, en zichzelf en zijn eigen verhaal meer serieus gaat nemen. Luisteren is een soort geestelijke gastvrijheid. 

Laten we ruimte en tijd maken om te luisteren: open en gastvrij. Dat zou wel eens meer kunnen veranderen dan alles wat wij altijd te zeggen en te preken hebben!

donderdag 21 november 2013

Dank in woord én daad

Appeltaart van appels uit eigen tuin: we aten het dit weekend in Zeeland. Het is bijzonder als je zélf kunt oogsten in je eigen tuin en ervan kunt eten. Bij ons in de tuin zijn er aardbeien en bessen en we hadden een courgetteplant die meerdere grote courgettes voortbracht. Het voelt feestelijk om tijdens het eten koken even naar buiten te lopen en dan met een krop sla terug te komen: verser kan niet. Een tijdlang was er weinig interesse in moestuinen. Nu komen er weer stadstuinen en mensen die groente kweken in bakken en potten, soms op het dak van hun flat.


Wie zelf groente kweekt, ervaart hoeveel werk het is. Je moet zaaien, uitplanten, wieden, sproeien. Je doet je best, maar je bent ook afhankelijk van het weer en de temperatuur. Groente vraagt aandacht en zorg, tijd en liefde.

Onze zoon zat op de Vrije School. De leerlingen legden er een moestuin aan: tuinbouw was een vak op de middelbare school. Vol enthousiasme werden er wortels thuisgebracht, kruidenthee en kruidenazijn. Met hun eigen kruiden waren ze aan de slag gegaan en zo konden ze thuis iets bijdragen. Het jaar daarop hadden we thuis ook een moestuin: zoveel enthousiasme konden we niet weerstaan.

De zoon is op kamers, maar de moestuin is er nog. Die heeft zich bewezen. Want het is goed om te weten en te zien hoe het eten op je bord gegroeid is. Het is goed om te ervaren hoe kostbaar het is. En vaak is de oogst zo overvloedig, dat je er ook nog eens veel van weg kunt geven. Met de potjes jam van onze bessen en aardbeien kunnen we maandenlang mensen blij maken.  Van anderen krijgen wij op onze beurt andijvie, noten, pruimen of appels.


Op Vrije Scholen zeggen ze een spreuk voor het eten:

De aarde droeg het in haar schoot
Zonlicht bracht het rijp en groot
Zon en aarde die ons dit schenken
Dankbaar willen we aan u denken.

Zon en wind, aarde en water leveren een bijdrage aan ons bestaan. Als je dat beseft kijk je anders naar je eten.

In veel kerken wordt in de maand november Dankdag gevierd. Wij mensen van de Westerse wereld danken niet meer zoveel: we werken er immers zelf voor. Maar ons werk is maar één kant van de zaak. We denken dat wij de aarde kunnen beheersen. ‘Onderwerp de aarde en heers over haar’, is ons geleerd. Wat heeft dat veel ellende gebracht: klimaatsverandering, soortensterfte, bijensterfte Wij mensen heersen niet over de natuur, maar we maken er deel van uit.


In de Keltische spiritualiteit wordt God ervaren in de natuur, in het landschap en in de dieren. De Keltische christenen hebben geleerd van de oude natuurgodsdiensten. De scheppende en bezielende kracht van de Eeuwige zagen zij in de hele schepping terug. De aanwezigheid van God wordt in het Keltisch Christendom als iets dynamisch ervaren in de natuur om je heen en in de dagelijkse dingen.

Als de natuur door God bezield is, ga je er anders mee om: met meer eerbied en zorg. Dat kunnen we leren van het Keltisch Christendom. En dat is hoognodig: we hebben een andere houding, een meer dankbare houding nodig ten opzichte van de natuur. Wij hebben moeder aarde nodig en wij moeten uiterst zuinig op haar zijn.

Zon en aarde, die ons leven schenken, dankbaar willen we aan u denken.

Laten we die dank in daden omzetten!


foto's gemaakt door een leerling van de Vrije School in Zutphen in hun schooltuin

donderdag 14 november 2013

Een levend vlammetje

In de donkere wintermaanden als het buiten donker en koud is, is het binnen warm en licht. Op tafel staat een kaars te branden. Het vlammetje is warm en levend; het flakkert zachtjes. Bij ons thuis brandt bij elke maaltijd een kaars, bij elke vergadering en als ik een preek of column schrijf ook.  Kaarsen maken het gezellig.  Maar een kaars is meer: het is een veelzeggend symbool. Het levende lichtje staat symbool voor licht, liefde en warmte. Voor veel mensen is het aansteken van een kaars een gebaar met een diepere laag.


De eerste vrouw van de kunstenaar Marc Chagall heeft een boekje geschreven over haar jeugd. De Nederlandse vertaling heet: “Brandende kaarsen”. Het beschrijft hoe de kleine Bella in het Oost-Europa van voor de tweede wereldoorlog haar joodse opvoeding beleefde. Ze gaat van feest naar feest, van sjabbat naar sjabbat, en van grote verzoendag naar Pesach en ze ziet, hoort en denkt van alles. Het boekje ontroert mij steeds weer. Bella vertelt hoe het op sjabbat  is, als haar moeder de sjabbatskaarsen aansteekt:

De kaarsenvlammen werpen van onderaf een lichte glans over mama’s gezicht. Langzaam sluiten haar handen zich driemaal achtereen rond elk van de vlammen. De zorgen van een hele week smelten weg in het kaarslicht. Mama bedekt het gezicht met de handen en zegent de lichtjes. Mama’s handen stralen in de schijn van de kaarsen. Nu steek ik ook mijn lichtje aan, houd net als mama mijn handen voor mijn gezicht en zeg haar zachtjes de zegenspreuken na. Ik hoor hoe mamma in haar gebed de ene naam na de andere noemt – die van vader, die van ons, de kinderen, van haar eigen vader en moeder. “De Almachtige zegene hen allen!” Nu pas laat mama de handen zakken. “Goed sjabbes!” roept mama luid. Haar gezicht straalt, alsof het de glans van de sabbatlichtjes in zich heeft opgenomen.

De kaarsen hebben voor de kleine Bella een bijzondere betekenis. Het sabbatsritueel verbindt de kaarsen met de liefde van God die allen omvat. Het ritueel geeft warmte en kracht. Zo wordt Gods liefde als het ware zichtbaar en voelbaar.

Uit mijn jeugd herinner ik mij als een van de hoogtepunten de paasnacht, waarin het licht van de paaskaars verdeeld werd en alle kerkgangers met een brandend kaarsje in de hand de kerk verlieten. Dit delen van het licht is een gebaar van hoop. Hoe kwetsbaar en klein ze ook zijn: de kaarsenvlammetjes kunnen andere kaarsen aansteken en zo gaat het licht van hand tot hand, onstuitbaar. Een dergelijk ritueel zegt veel meer dan woorden.

Het paaslicht delen, detail houtsnede MM Schwarz

Wanneer onze kinderen een moeilijke toets hebben, vragen zij mij een kaarsje aan te steken. Dat kleine vlammetje is voor hen een teken van hoop, van meeleven, van kracht. Toen wij enige tijd geleden hoorden dat een neef van ons niet meer beter kan worden, liep een van onze kinderen naar het mee-leef-kaarsje, en stak dat aan. Niemand van ons hoefde te vragen waarom ze dat deed: in al deze duisternis was er licht nodig. Het aansteken van de kaars wordt dan een gebaar van meeleven en zo een soort gebed. Het is een manier om in alle duisternis te zoeken naar licht.

De dichter Paul Claudel heeft een bijzonder gedicht gemaakt over een kaars. Hij kijkt naar de kaars, en bedenkt dat de kaars licht en warmte geeft. Hij vraagt zich af: en ik? Het gedicht vervolgt met:

Ik denk bij mezelf:
Zij aanvaard het licht van anderen gekregen
en ik?
Altijd is zij bereid haar licht aan anderen door te geven
en ik?

Ook wij mogen licht ontvangen én doorgeven. Wij mogen een lichtje zijn in de duisternis. Daardoor zal niet alle duisternis verdwijnen, maar daardoor verliest het duister wel aan kracht.

Vervloek de duisternis niet, maar steek een kaars aan.


Dit weblog is als column eerder verschenen in het blad 'In gesprek' van de Protestantse Vrouwen Organisatie.

donderdag 7 november 2013

Van moeder tot leerling

Wanneer je moeder wordt, ben je je er terdege van bewust dat jij je kind een hoop moet en kunt leren. Je realiseert je als jonge moeder denk ik minder dat niet alleen je kind, maar juist ook jij zélf een leerproces ingaat. Als moeder moet je óók veel leren: geduld bewaren, grenzen bewaken én verleggen, vertrouwen hebben …. En daarnaast krijg je gratis en voor niets een hele leerschool in het ontdekken van nieuwe horizonnen en nieuwe werelden.

Onze kinderen ontwikkelden allemaal hun eigen interesses. De oudste nam mij mee naar opera’s, ze leerde mij mijn website onderhouden en ze is een geweldig kritisch klankbord. Onze zoon nam mij op sleeptouw naar steengroeven waar fossielen te vinden zijn. Hij leerde mij naar electronische muziek luisteren zodat ik naast muziek van Mozart en Saint Saëns nu ook muziek van Nicolas Jaar en Paul Kalkbrenner ken.


Nu was onze jongste aan de beurt: via haar Mandala-lerares had zij gehoord over Boeddhistische monniken die in Wageningen een zandmandala gingen maken. Daar wil ze heen. Ze komt vol verhalen thuis en bezweert mij dat ik er ook moet gaan kijken. Zo gaan we er de volgende dag samen heen.

zandmandala

In KenKon, een trainingscentrum voor Oosterse sporten en meditatie, zijn twee boeddhistische monniken uit de Himalaya aan het werk om op traditionele wijze een zandmandala te maken. Dit is een ritueel uit het Tibetaans Boeddhisme, waarbij met behulp van gekleurd zand een mandala wordt ‘getekend’, als een symbool voor heelheid. Het is een heel precies werkje, echt monnikenwerk, en met alle rituelen die erbij horen duurt het twee dagen.

In het centrum weet onze dochter inmiddels de weg. Mensen herkennen haar van gisteren en groeten haar. Ontspannen beweegt ze zich door de zaal waar de monniken inmiddels rituelen uitvoeren met trommels en gezang. Vol interesse volgt ze de rituelen en tussendoor legt ze me dingen uit.  De mandala is opgedragen aan de Groene Tara, de vrouwelijke belichaming van de actieve compassie. Compassie is een sleutelbegrip in het Boeddhisme en verbindt het voor  mij met mijn eigen Christelijke geloof.


het bijelkaar vegen van de mandala

Hoewel wij de rituelen niet kunnen verstaan en ook maar weinig van de achtergronden weten, is het een indrukwekkend geheel. De met zoveel aandacht en geduld gemaakte mandala wordt tijdens het slotritueel met zorg opgeveegd. Langzaam verdwijnt het kunstwerk in een witte vaas. Met deze pot met zand gaan we naar de Nederrijn. De monniken in hun rode pijen en allerlei belangstellenden lopen tot aan het einde van een krib en daar wordt het zand in de rivier gegooid zodat het met de stroom van het water mee de wereld in kan.

het ritueel bij de Nederrijn

Als niet-boeddhist weet ik te weinig om dit ritueel echt te begrijpen. Maar het doet wel iets met me: het bij elkaar vegen van het kunstwerk staat voor mij symbool voor tijdelijkheid en vergankelijkheid. Het is voor mij een les in relativering: niet alles hoeft tastbaar en zichtbaar te blijven en kan toch zijn waarde behouden. Het uitstrooien van het zand in de rivier symboliseert voor mij dat dingen soms een andere vorm aannemen, maar daarmee wel blijven. Het symboliseert voor mij ook de heelheid van de schepping, de verbondenheid van alles schepselen en elementen in de natuur. En tenslotte is het voor mij ook teken van de compassie die wij voor de hele schepping mogen voelen én waar we aan mogen werken. Zoals het zand van de mandala van heelheid nu overal naar toe stroomt, zo mag onze compassie naar de hele schepping uitgaan.


In de auto terug naar huis hebben we heel wat te bepraten. Dankzij onze kinderen mag ik steeds nieuwe ervaringen opdoen en nieuwe werelden ontdekken. Hun open houding en interesse is een groot geschenk!