donderdag 26 september 2013

Een boom is een bruiloft

Gisteren vond ik de eerste ....want ze liggen er weer: die prachtige glimmende bruine vruchten van de kastanjeboom. Ik kan het niet laten ze op te rapen, net als toen ik een kind was. Ik weet dat de kastanjes gauw dof en rimpelig zullen worden, maar nu zijn ze warm-bruin en glanzend. Ik houd er een in de holte van mijn hand en besef: ik  heb een boom in mijn hand!

Ik ben opgegroeid in een streek met veel bomen. Ook mijn kinderen bouwden hutten in het bos en schommelden aan de dikke tak van de oude kastanjeboom in onze tuin. In de bossen waar ik vaak wandel, staan allerlei bomen: jonge boompjes maar ook heel oude waar wind en onweer hun sporen op hebben nagelaten. Het is een bijzonder idee dat die oude bomen daar al generaties lang staan en al zoveel hebben meegemaakt. Bomen blijven terwijl mensen komen en gaan. Zo hebben bomen iets van eeuwigheid.

Bomen zijn altijd belangrijk geweest voor mensen. Een boom geeft schaduw en er nestelen vogels in. Je kunt onder een boom schuilen en van zijn vruchten eten. Je kunt erin klimmen en aan zijn takken schommelen. Van het hout van de boom maken we sterke planken en stoken we vuurtjes. Zo is de boom symbool geworden voor leven, voor kracht, voor geborgenheid en voor overvloed. Daarnaast zijn bomen symbool geworden van verbondenheid met het hemelse, met God. Want een boom wortelt in de aarde, maar reikt tot in de hemel. Hans Andreus besluit zijn gedicht “Bomen” met: een boom, een boom is een bruiloft.


Een van de bijzondere dingen van een boom is dat hij verandert met de seizoenen. Het is dezelfde boom, maar hij is zo anders: kale takken in de winter, lichtgroen in het voorjaar, één grote diepgroene bladerpracht in de zomer en vol zware takken met vruchten in de herfst. In het leven van een boom volgen de verschillende tijden elkaar op: tijd van verwachten, tijd van een nieuw begin, tijd van groei, van storm, van bloei en van vrucht dragen.

De kastanje in mijn hand staat aan het begin. Het is bijzonder hoe dat gaat: in het diepe donker van de aarde ligt de kastanje te wachten tot het licht van de zon hem tot leven wekt. En dan gaat hij groeien: naar boven, naar het licht en tegelijkertijd naar beneden, naar het water. Het enkele stammetje gaat zich vertakken en wordt dikker en dikker. De stam is sterk, maar ook veerkrachtig. De boom buigt mee met de wind, zodat hij niet breekt. In de winter laat de boom zijn bladeren vallen en lijkt hij wel dood. Maar in de stam maakt de boom zich, vol verwachting en vol vertrouwen, klaar voor de terugkeer van het licht en de warmte. In de winterkoude groeien de knoppen al aan de takken. Straks, in het voorjaar zullen ze zwellen en openbarsten. Dan zal de boom groen worden en bloeien.. en er zullen vogeltjes in zijn takken nestelen, er zullen kinderen onder spelen en mensen schuilen voor de regen.

Vrucht dragen
houtsnede bois perdu Monica M Schwarz

Terwijl ik de kastanje in mijn hand houd, bedenk ik dat een mens op een boom lijkt. Net als een boom is een mens gebonden aan het aardse maar reikend naar de hemel. Ook in een mensenleven wisselen tijden van groei en bloei zich af met tijden van stille verwachting of vechten in de storm. Wij mensen mogen ons ook richten op het licht om te groeien, en wij mogen zoeken naar bronnen die ons voeden. Ook wij moeten sterk en buigzaam zijn om de storm te doorstaan. En we mogen vrucht dragen: ieder zijn of haar eigen vruchten, eigen daden.

Behoedzaam leg ik de kastanje terug. Ik wens dat wij allebei mogen groeien: deze kastanje en ik. En dat we vrucht mogen dragen: tot vreugde van velen.

Dit weblog is als column eerder verschenen in het blad 'In gesprek' van de Protestantse Vrouwen Organisatie.


donderdag 19 september 2013

Een verzameling zomer

De zomer is voorbij. Dat is wel even wennen. Je kunt niet meer zomaar zonder jas op de fiets stappen en de was wordt buiten aan de waslijn niet meer droog. Want ineens komt er een vreselijke stortbui. Ik moet mijn dagritme wat hervinden. Want ik ging deze zomer elke dag zwemmen in het openluchtbad in ons dorp. Maar nu is het dicht en zelfs voorgoed.

Gedurende de warme zomer was zwemmen iets heerlijks. Maar ook op koude en regenachtige dagen in het voorjaar vond ik het fijn. Zwemmen in de regen heeft zijn eigen charme: de druppels geven mooie effecten in het water. Het is dan net of je tussen fonteintjes zwemt.

Zelfs bij slecht weer was ik nooit alleen in het zwembad. Op zonnige dagen was het druk: naast serieuze baantjeszwemmers ook (groot)ouders en (klein)kinderen en groepjes kinderen die samen hadden afgesproken. Er heerste altijd een vrolijke, ontspannen sfeer. Mensen worden vrolijk van het verkoelende water en het nodigt uit tot spelen. Al die lachende en spelende mensen werken aanstekelijk.

in de Aare bij Bern, foto: Auke-Florian Hiemstra

We kampeerden deze zomer in Zwitserland naast de Rijn en de rivier de Aare. Ook hier was er die uitbundigheid en vrolijkheid langs de waterkant. Jong en oud geniet ervan.

bij de Aare bij Bern, foto: Auke-Florian Hiemstra

De Aare stroomt met een slinger dwars door de hoofdstad Bern. Het water komt uit de bergen en is koud. Maar met mooi weer warmt het water op en kun je er in zwemmen. Het stroomt zo hard dat je niet tegen de stroom in kunt zwemmen. Iedereen zwemt dus stroomafwaarts en loopt stroomopwaarts langs de oever terug. Het pad langs de rivier is op mooie dagen vól met mensen in zwemkleding die allemaal in dezelfde richting gaan.

foto: Auke-Florian Hiemstra

Rond de middag is het een drukte van belang: wie lunchpauze heeft gaat even in de Aare zwemmen. Gezinnen met kinderen zijn te vinden op het strandje. Midden in de stad genieten mensen zo van de natuur. ’s Avonds zitten er groepjes jongeren. Er wordt gitaar gespeeld en gezongen, er zijn vuurtjes en er wordt gegeten. Er heerst een heel ontspannen, vrolijke sfeer en steeds hoor je op de achtergrond het geluid van de snelstromende Aare.

gezelligheid langs de Aare bij Bern
foto: Auke-Florian Hiemstra

Nu is het half september en het wordt herfst. Het maakt wat weemoedig, ik heb er moeite mee om deze heerlijke zomer achter mij te laten. Maar ik heb het water van de Aare en de warme zonneschijn verzameld, het gelach en de vrolijkheid in het zwembad. Ik ben net als Frederik, de muis, in het prentenboek van Leo Lionni. Terwijl de andere muizen een voedselvoorraad aanleggen voor de winter, lijkt Frederik alleen maar te dromen. Maar  hij verzamelt licht en warmte, woorden en kleuren zodat ze de winter door kunnen komen.
Ronja, de Roversdochter  uit het gelijknamige boek van Astrid Lindgren zegt het zo:

Ik zuig net zoveel zomer in me op als wilde bijen honing. Ik verzamel binnen in me een hele klomp zomer waarvan ik kan leven als het geen zomer meer is.”

De afgelopen mooie zomer heeft ons de kans gegeven een dergelijke verzameling aan te leggen. Zulke herinneringen zijn een kostbare schat. Daar kunnen we de hele winter mee toe!

donderdag 12 september 2013

Maak ons tot lichtjes in de nacht

Als je in een fotoalbum kijkt naar foto’s van 25 jaar geleden, weet je niet wat je ziet. Wat is iedereen veranderd en wat is de kleding ouderwets. Zo staan wij bij het trouwalbum van vrienden die 25 jaar getrouwd zijn en we zoeken in hun zoveel jongere en zo andere gezichten het vertrouwde van nu. We zijn ter ere van hun huwelijksjubileum naar Voorburg afgereisd.

Onze vrienden vieren dit feest met een kerkdienst in de kerk waar zij actief en betrokken lid zijn. Voor in de kerk ligt een rood kleed, bezaaid met lichtjes. Op de liturgie en de beamer verschijnt een tekst van Sytze de Vries over het licht:

Het Licht is uitgezaaid en niet door weer en wind te doven.
Hoe diep het donker ook, wij zullen in zijn kracht geloven.
Het Licht is uitgezaaid in ons, opdat wij zullen stralen.
In onze liefde wil het zich in duizendvoud herhalen.
Maak ons tot lichtjes in de nacht voor al wie met ons adem halen.


Dat thema ‘licht’ komt terug in vele liederen, in de lezing en in een bijzonder ritueel: er worden herinneringskaarsen aangestoken voor hen die dit feest niet mee mogen maken: familieleden die gestorven zijn. Hoewel ik deze mensen niet kende, ontroert het gebaar mij: zo zijn zij toch met ons verbonden. Terwijl de kaarsen aangestoken worden zingen we een lied uit Taizé. 

Als alles duister is,
ontsteek dan een lichtend vuur dat nooit meer dooft,
vuur dat nooit meer dooft ...

Daar in de gemeenschap van Taizé, in dat kleine dorp op een heuvel in Frankrijk, hebben wij deze vrienden leren kennen en met hen geloof en hoop, vreugde en verdriet gedeeld. Licht is daar een centraal thema: de hele week leef je toe naar het licht van Pasen dat in de viering van zaterdagavond tastbaar gemaakt wordt door het licht te delen. Het licht wordt doorgegeven door en aan iedereen in de kerk: Gods liefde in duizendvoud herhaald en in onze handen gelegd.

Vijfentwintig jaar: wat is er in die tijd veel gebeurd. Alleen al dat je nu met je volwassen kinderen de kerk in komt: wat een ontwikkeling heb je dan samen doorgemaakt. Onze vrienden vernieuwen vandaag hun huwelijksbeloften. Vijfentwintig jaar geleden beloofden ze in goede en kwade dagen bij elkaar te blijven. Nu zijn ze zoveel jaar verder, hebben ze geleerd en zijn ze gegroeid aan alles wat op hun pad kwam. Het zijn nog dezelfde mensen als toen, zo jong op die foto’s, en toch zijn ze ook niet meer dezelfde: ze hebben heel veel ervaring opgedaan en zich ontwikkeld. Wat een zegen is het als je steun aan elkaar hebt gehad en na al die jaren nog van harte voor elkaar blijft kiezen.


Aan het eind van de viering wordt duidelijk waar al die lichtjes op het rode kleed voor bedoeld zijn. Het bruidspaar heeft de afgelopen jaren waxinelichthouders verzameld en al die lichtjes voor de dienst neergezet en aangestoken. Wat een verschillende kaarsenstandaards: klein en groot, van glas , blik of steen, opvallend of eenvoudig. Nu blijkt dat ze  daar niet alleen als feestverlichting staan, maar met een  bedoeling. Want na de viering mag ieder een lantarentje uitzoeken en mee naar huis nemen. Zoveel verschillende mensen en zoveel verschillende lichtjes: ieder kiest iets passends en zo loopt ieder met een lichtje in de hand de kerk uit.

Onze vrienden maken ons tot lichtjes in de nacht. Het lichtje is bedoeld als een herinnering aan deze dienst, als bedankje voor onze aanwezigheid en als licht op ons pad.  ‘Laat het licht schijnen’, schrijven ze in de liturgie. En zo zitten we later in de trein terug naar huis met in onze rugzak voor ieder van ons gezin een lantarentje. We nemen letterlijk en figuurlijk licht mee naar huis. Die twee, bijna onherkenbaar jonge mensen uit het foto-album hebben in de afgelopen jaren veel geleerd, maar in het bijzonder om een lichtje te zijn in de nacht. Het kan niet anders: de broeders van Taizé hebben daar aan bijgedragen. Thuis zetten we onze lichtjes neer en we denken aan onze vrienden en aan de kracht van het Licht, uitgezaaid in ieder mens.

donderdag 5 september 2013

Monnikenwerk

Af en toe verdwijnt er iemand in een hoekje van de kerk. Ik ben in Mainz in de Stehpanskirche, waar Chagall-ramen zijn. Wat gebeurt daar in de hoek van de kerk? Er staat een tafel en er brandt een kaars. Nieuwsgierig kom ik dichterbij. Er zit een kind aan tafel te schrijven in een dik boek. Na een tijdje kijk ik weer, maar nu zit de moeder te schrijven. Als ze weggegaan zijn, loop ik naar het hoekje toe om te kijken wat ze geschreven hebben.


Het dikke boek blijkt een bijbel te worden, dat wil zeggen: het Evangelie naar Marcus. Op 23 april is men begonnen met schrijven en alle bezoekers van de kerk worden uitgenodigd om een stukje over te schrijven. In de Middeleeuwen, toen de boekdrukkunst nog niet was uitgevonden, werd zo de hele  bijbel overgeschreven door monniken. Zij schreven de tekst en er schilderden afbeeldingen en versierde letters erbij. Het werden heel kostbare boeken, vaak voor vorsten of hoge geestelijken.

Ik blader door dit Marcus-evangelie. Ook hier zijn er mooie hoofdletters. Ze liggen klaar om uitgeknipt en opgeplakt te worden, en moeten dan nog ingekleurd worden. Elke bladzijde heeft een ander handschrift, soms meerdere. Soms is het handschrift herkenbaar van een oudere of juist van een kind. Sommigen schrijven netjes en gelijkmatig, anderen vol beweging en enthousiasme. In een kolom aan de zijkant mogen mensen hun commentaar schrijven. Sommigen schrijven iets over een tekst die hen aanspreekt, anderen schrijven dat ze het bijzonder vonden om hier aan mee te doen.


Overschrijven doen we eigenlijk niet meer. We gaan naar de copyshop of we typen op onze computers en we kopiëren, plakken en scannen. Maar gewoon met een pen overschrijven, dat is voorbij. Toch is overschrijven anders dan typen. Het schijnt dat wat je overschrijft, beter in je geheugen blijft hangen dan wat je typt. De beweging van het schrijven doet iets met je hersens wat het toetsenbord niet kan. Schrijven duurt langer en kost energie, maar het levert dus ook veel op.

Ik zet mijn rugzakje neer en ga zitten. Ik schrijf verder waar die mevrouw en haar kind waren gebleven. Ik moet er mijn volle aandacht bij hebben, want ik wil dit mooie boek niet bederven. Als je leest, lees je vaak over dingen heen. Je gaat te snel en mist van alles. Wanneer je iets overschrijft, doe je dat met meer aandacht. Letter voor letter, woord voor woord. Zo schrijf ik de verzen geconcentreerd over. Het is een rustig werkje, bij de brandende kaars in dit hoekje van de kerk.


Het is een mooi idee dat al die mensen samen straks zo’n prachtig boek gemaakt hebben. Dat ieder zijn of haar steentje bijdraagt en dat we dit als jong en oud, gemeentelid en gast sámen doen. In de drukte van de stad Mainz is deze kerk met de prachtige Chagall-ramen een oase van rust. Dit in stilte schrijven, hier in de gewijde sfeer van de kerk ervaar ik als een vorm van meditatie.

Als puber had ik een dummy waarin ik teksten schreef die mij inspireerden. Soms waren dat hoofdstukken uit de bijbel, maar ook teksten van liederen, gedichten, spreuken of citaten uit een interview. Nog steeds heb ik altijd een opschrijfboekje bij me. Vaak komt het uit mijn tas tevoorschijn omdat ik iets bijzonders hoor of lees. Sommige gedichten en teksten zijn mij heel dierbaar geworden. Ze brengen onder woorden wat ik ervaar en geloof. Soms kan iets mij zo raken dat ik tot tranen geroerd ben. Ik schrijf het dan over in mijn opschrijfboekje, en thuis in de dummy. Inmiddels heb ik er al vele volgeschreven. Al zit mijn computer boordevol woorden: wat ik in deze boekjes overgeschreven heb, is het kostbaarst. Het is fijn dat er computers zijn, maar laten we toch ook blijven schrijven: met een pen in een mooi boekje.