vrijdag 25 november 2011

Geen woorden, maar daden!

Met mijn zoon stap ik op de trein naar Amsterdam. Daar ligt het Nieuwe schip van Greenpeace: de Rainbow Warrior. Het is speciaal gebouwd om actie mee te kunnen voeren en ligt nu gloednieuw te wachten op zijn eerste vaart. Feestelijk wordt het gereedkomen van dit nieuwe schip gevierd met een festival en rondleidingen voor donateurs. Want door hen is de nieuwe Rainbow Warrior bekostigd: allemaal mensen die Greenpeace steunen en zo de aarde een stem geven. Onze zoon heeft zich opgegeven als vrijwilliger en mag een paar dagen rondleidingen verzorgen.


scheepsklok van de nieuwe Rainbow Warrior
fotografie: Auke-Florian Hiemstra

Hij komt na de eerste dag helemaal enthousiast thuis. Het is onder andere de sfeer van die dag die hem zo aanspreekt: hij noemt het een positieve sfeer van mensen met idealen. Hij vergelijkt het met de sfeer van het klooster van Taizé, waar hij ook die positieve energie ervaart. Het is voor iemand met grote zorgen om milieu en klimaat goed om te ervaren dat anderen die zorgen delen. En dat zij dezelfde vastbeslotenheid hebben om NIET bij de pakken neer te zitten, maar iets te doen. Onze zoon heeft die zorgen en dat verantwoordelijkheidsgevoel. Dat is niet altijd makkelijk, want dat wordt niet door iedereen begrepen.

Veel mensen steken hun kop in het zand of schuiven het klimaatsprobleem voor zich uit. ‘Het zal onze tijd wel duren’ of ‘het zal wel wat meevallen.’ – zo makkelijk kun je elkaar in slaap sussen. Vaak wordt er, ook in de politiek, liever voor het eigenbelang op korte termijn gekozen. De lange termijn en het belang van onze kinderen en van mensen in andere landen in werelddelen worden gemakshalve even vergeten. Ik zie hoe het mijn zoon boos en wanhopig maakt. 

We dwalen rond op de ‘green market’ bij de Rainbow Warrior. We zien films over Greenpeace-acties en we eten biologische, vegetarische lekkernijen. Hier zijn mensen die zich bewust zijn van de ernst van de situatie voor onze aarde. Hier zijn mensen die zich verantwoordelijk voelen, die tijd, energie en geld willen steken in het zoeken naar oplossingen. Ik verbaas me er vaak over, dat er in de kerken nog zo weinig aandacht is voor het milieu, voor klimaatverandering en voor het denken over onze levensstijl.

Het nieuwe schip van Greenpeace,
foto van www.yachtforums.com
Mijn zoon is niet zo’n kerkganger. Maar hij is een mens vol passie. Hij beseft de enorme waarde van de natuur, de wonderen en mogelijkheden die de natuur herbergt. Hij weet, dat wij er deel van uitmaken; onlosmakelijk zijn we ermee verbonden. Hij kan niet toekijken hoe wij de wereld naar de knoppen helpen. En zo gaat hij op deze zaterdagen naar Amsterdam om een steentje bij te dragen. Zo eet hij vegetarisch, omdat dat de aarde en het klimaat het minst belast. Geen woorden, maar daden, en ik denk aan de bijbelse profeten. Elke tijd heeft profeten nodig. Onze tijd zeker óók. Op de site van Greenpeace staat:

‘Onze aarde is in gevaar en heeft jouw hulp nodig! 
Kom nu in actie en help het tij te keren. 
Want het is nog niet te laat.’

Onze aarde: dat impliceert dat het van ons samen is. Maar meer nog: de aarde is niet van ons, maar we hebben hem te leen.

Wij hebben de aarde niet als een kostbare erfenis in beheer
maar wij hebben haar van onze kinderen te leen.

Dat besef mag ons niet zozeer tot woorden, maar vooral tot daden brengen. En wat is er dan nog veel te doen!

donderdag 17 november 2011

Rijk thuiskomen

Als je mijn weblog leest, lijkt het wel of ik altijd onderweg ben, alleen maar uitstapjes maak. Natuurlijk is dat niet zo; ik poets mijn wc, ik schrijf preken, ik geef catechese en ik overhoor Frans. Mijn werk is thuis – als huisvrouw, als moeder – maar ook als predikant: we zijn veel in onze werkkamers,  ook op niet-kantooruren.

Thuis is er altijd werk om je heen en vaak is er telefoon, zijn er mensen aan de deur of zijn er huisgenoten die iets van je willen. Het is soms erg zoeken naar rust en tijd … het is soms een hele kunst om aandachtig te leven, en niet terwijl je het ene doet, alweer aan het volgende of daaropvolgende te denken. Je wordt vaak meegesleept door die stroom van al die dingen die moeten. En het gevaar is, dat je in een kringetje rond gaat draaien.

Het is de kunst om dan uit dat kringetje te breken. Wandelen helpt, en sporten. Op fiets in de sportschool heb ik het druk met ‘overleven’ en al mijn andere gedachten komen tot rust. Zo kan het gebeuren dat een preek die maar niet wil lukken ineens op die fiets ontstaat: de druk is eraf, er is ruimte voor nieuwe gedachten. Al wandelend kun je ineens een idee krijgen dat je achter je bureau niet gekregen had. De beweging, de frisse lucht; het laat de geest waaien. 

Momenteel lees ik “Windstilte van de ziel’ door filosofe Joke Hermsen. Het is een soort dagboekje waarin de schrijfster haar ervaringen en mijmeringen een zomer lang bijhoudt, en wel rond het thema: de verhouding tussen tijd en ziel. Zij is die zomer niet thuis, maar in de Franse Bourgogne. Ze schrijft:

“Reizen, en dus het vertrekken van daar waar je gewend bent te zijn, is op zich al een filosofische houding aannemen, meende de zestiende-eeuwse denker, schrijver én fervente reiziger Michel de Montaigne. Zodra hij de deur achter zich dicht trok en op pad ging, liet hij zijn vaste overtuigingen en dagelijkse sores thuis achter.” “Denken richt zich volgens Montaigne niet op dat wat reeds gedacht is, maar juist op datgene wat nog niet onder woorden gebracht is. Daarom zou elke filosoof – en waarschijnlijk ook elke schrijver en kunstenaar – een reiziger moeten zijn, meende hij, omdat het ongezegde waarnaar zij op weg zijn hen met name te binnen kan vallen als ze hun vertrouwde domein verlaten. Het vreemde van een nieuwe omgeving schiet gaten in onze vaste denkpatronen. Het laat een frisse wind door onze hoofde en vastgeroeste denkbeelden waaien”.

Zomaar op mijn pad gekomen:
een bijzondere deur in Arnhem.

Thuis zijn de dingen zoals je ze gewend bent, en daardoor zie je ze vaak niet. Maar op reis zijn de dingen anders – en daardoor vallen ze je op. Het gekke is dat de dingen die jij in vreemde oorden ziet, ook gewoon in je eigen woonplaats te zien zijn. Maar dan, gek genoeg, niet door jou. Maar wel door anderen, die normaal in de vreemde oorden wonen. Veel dingen waar je thuis aan voorbij kijkt, loopt en leeft, trekken elders je aandacht.

Bovendien is er een andere ervaring van tijd: thuis is de dag opgedeeld in allerlei verplichtingen en afspraken. Maar wanneer je van huis bent en je agenda en je werk achter je laat, is er een heel ander gevoel van tijd. Tot het moment dat ik in de trein zit – en er tegen heb moeten werken om hem te halen- zit ik vol stress en dingen die ik nog moet. Maar op het moment dat de trein wegrijdt, laat ik alles op het perron achter. De dag is van mij … uitgestrekt ligt hij voor me. Joke Hermsen noemt het het verschil tussen de kloktijd en de innerlijke tijd. Deze laatste heeft een mens nodig om tot creativiteit te komen. Gewoon rustig wachten op de trein en niets doen, of in een museum een poosje bij een schilderij gaan zitten .. nu nog niet te weten wat je over vijf minuten zult doen, het is een verademing. Het helpt je om te ‘aarden’ en gek genoeg ben je dan juist ontvankelijker voor het ‘hemelse’. Het onbekende brengt tot verwondering en tot dankbaarheid.

Er is een verhaal van een monnik die droomt dat er een schat te vinden is onder een brug in een vreemde stad. Hij gaat er op af, maar vindt onder die brug niets. Wel is er een zwerver, die moet lachen om zijn verhaal. Want: híj heeft vannacht gedroomd dat er een schat zou liggen in de kloostercel van een monnik in een vreemde stad. Zo gaat de monnik terug, en vindt zijn schat: gewoon thuis, in zijn eigen cel. En zo kan een mens dus met andere ogen kijken naar zijn eigen leven, als hij even een stap opzij gedaan heeft, even van het gewone pad afgestapt is. Zo kom je altijd rijk thuis.

donderdag 10 november 2011

Een huis voor bezinning en bezieling

Bij de doopsgezinde gemeente van Leeuwarden wordt een stiltecentrum, een “huis voor bezinning en bezieling” geopend. Mijn schoonzus, die daar predikant is, heeft de aanzet ertoe gegeven en het is door velen opgepakt. Mijn dochter en ik gaan naar de opening. Het wordt omlijst met muziek en lezingen, o.a. door Leo Fijen.

Het stiltecentrum is bedoeld als een venster naar de wereld, als een brug van de gemeente naar de wereld én van de wereld naar de gemeente. De kerk staat midden in de stad, aan de Wirdumerdijk, tussen de winkels. Het zal als stiltecentrum gebruikt worden, om even binnen te lopen en even tot rust te komen. En er zullen activiteiten plaatsvinden zoals meditatief mandala-tekenen.

Leo Fijen gebruikt in zijn lezing het beeld van een huis, als een metafoor. Zoals deze gemeente nu een huis van bezinning en bezieling heeft, zo zou ieder mens een dergelijke plek moeten hebben. En dan niet alleen concreet, maar ook in overdrachtelijke zin. Leo Fijen noemt verschillende aspecten van dit huis: de vloer, de hal, de keuken, de tuin en de kelder. Hij noemt elementen als stilte, wachten, met aandacht leven, omgaan met tijd, afstand nemen en leegte als elementen die in dit huis te vinden zijn. Ik vind het een inspirerend beeld, net nu ik met het thema ‘huis’ bezig ben.

in de 'Oergong', het stiltecentrum in Leeuwarden
Na de lezingen nemen we een kijkje in de stilteruimte. Het ademt warmte en geborgenheid. Het is met aandacht en liefde ingericht, en dat straalt uit. Het is goed dat er zulke plaatsen zijn, juist ook midden in de stad, midden in alle lawaai en drukte.

Op de terugreis, in de trein, werkt de gelijkenis uit de lezing van Leo Fijen door, en vul ik het huis van bezieling op mijn eigen manier in:


De vloer, dat is iets wezenlijks: het draagt je, het geeft je grond onder de voeten, het is de basis. Wat draagt mij? Stilte, geborgenheid, muziek? Het lied dat we na de opening gezongen hebben zingt de hele verdere dag in mij door. Zo’n lied is een vloertegel in mijn spirituele huis:


Vrede wens ik je toe, Liefde wens ik je toe
Moge God je behoeden, leef met zijn liefde, Vrede wens ik je toe
Zegen wens ik je toe, Aandacht wens ik je toe,
Dat er mensen zijn met wie je kunt delen, Zegen wens ik je toe.

(een lied uit Iona, uit de bundel: 'Opstaan')

De hal; daar is de deur. Daar kom je binnen, daar ga je naar buiten. Het symboliseert voor mij de openheid en de verwachting. De deur moet goed open kunnen: het huis mag gastvrij zijn. Maar aan de andere kant moet de deur ook soms dicht blijven: je hebt ook rust nodig, tijd voor jezelf, alleen maar je eigen ademhaling en het kloppen van je eigen hart.

De keuken is de plek voor ontmoeting. Daar stoomt de bron en daar is de warmte van het vuur. Er wordt gedeeld, er is een luisterend oor, je kunt er lachen én huilen. Ik heb dat nodig, die ontmoeting, en daar waar ik in mijn eentje niet weet hoe het verder moet, zijn het juist anderen die mij ineens weer vooruit helpen. 

De tuin wisselt met de seizoenen. Daar ervaar je het zaaien, het groeien en bloeien. In de natuur leer je geduld, besef je hoe dingen tijd nodig hebben om te kiemen en te rijpen. Daar leer je ook dat dingen aandacht nodig hebben; de planten hebben water nodig, zonlicht en voeding en er moet gewied worden om ze ruimte te geven. De tuin leert ons leven met aandacht.


De kelder van het huis: dat is de plek waar van oudsher de voorraad te vinden was. Daar bewaarde je alles wat aan bederf onderhevig was. De kelder was een soort schatkamer, vol kostbaarheden. Maar tegenwoordig heeft een kelder veelal een andere functie gekregen: daar stapelen de dingen zich op waar je geen raad mee weet, het is de plek van de spinnewebben en de donkere dingen in je leven. Af en toe moet die dingen onder ogen zien, en er opruimen. Leven met een kelder vol ballast is zwaar en drukt terneer. En het kwaad wat aan het licht gebracht wordt, verliest zijn kracht, en het donker wat aan het licht getild wordt, wordt minder donker.


Tenslotte moet er ruimte zijn in het spirituele huis: voor jou, voor de ander en de Ander, voor nieuwe gedachten en voor de Geest. Onze levens zijn vaak te vol, te druk. Dan zit alles potdicht en kan er niets nieuws binnenkomen. Het is de kunst om niet alles vol te zetten en dicht te timmeren in ons leven.


Ik droom wel eens van een huis met expositieruimte, plaats voor het geven van workshops op het gebied van spiritualiteit en een stilteruimte. Maar voorlopig mag ik allereerst werken aan dat spirituele huis in mijn eigen leven. Want dat is de basis, het fundament: vrede, liefde, aandacht en zegen. 

donderdag 3 november 2011

Davita's harp

Ons huis heeft ook een naam, en we nemen het naambord steeds weer mee en schroeven het op de volgende pastorie: “Davita’s harp”. Het is de titel van een boek van Chaim Potok, een joodse schrijver. Het boek kwam uit in het jaar dat wij trouwden en wij werden beiden door het boek geraakt. Onze kinderen lezen het boek nu voor hun boekenlijst Engels, en zij kijken dan met andere ogen naar de deurharp die aan onze voordeur hangt.

Het boek vertelt het verhaal van Ilana Davita, een gevoelig en intelligent kind, dat opgroeit in de jaren dertig in Amerika. De ouders van Davita komen uit verschillende milieus (het joodse en het christelijke), maar vinden elkaar in een gezamenlijke toewijding aan het communisme. Davita ziet dat de idealen van haar ouders hard worden afgestraft. Ze moet voor zichzelf gaan uitmaken wat ze wel en niet wil en waarin ze wil geloven.

Ondanks alle angst en pijn slaagt Davita erin iets met zich mee te dragen dat haar innerlijk verwarmt: 'de goede muziek van de wereld', de zachte tonen van een harp die aan de deur hing van de huizen waar ze met haar ouders  woonde. Davita is de vrouwelijke vorm van de naam David – die ook vaak met een harp afgebeeld wordt en die genoemd wordt als schrijver van vele psalmen.

Door het hele boek klinkt de deurharp – als er bijeenkomsten zijn in het huis van Ilana Davita’s ouders, als iemand van het gezin thuiskwam of wegging …
Achter me speelde de deurharp zijn zachte melodie”, “Ik lag in mijn bed te luisteren naar het zachte geluid van de deurharp”, “De harp zong lieflijk in de stille gang.”….

Ze vertelt iemand wat een deurharp is :
 “Een deurharp maakt muziek als je de deur open of dicht doet. Het geeft je een goed gevoel. Zo lang ik me kan heugen heeft er een deurharp aan onze voordeur gehangen. Hij had de vorm van een peer en was gemaakt van wit walnotenhout. Vier esdoornhouten bolletjes hingen aan vier stukken vislijn . Ze lagen tegen vier strakke horizontale snaren. We bevestigden de harp aan de binnenzijde van de voordeur, en als we de deur open of dicht deden, vielen de bolletjes tegen de snaren en hoorden we ting tong tang, toeng ting tang – de zachtste en lieflijkste tonen die men zich kan voorstellen. Gedurende mijn kinderjaren hing de deurharp in elk appartement waarin we woonden.”

Ilana Davita heeft een onzekere jeugd. Ze krijgt heel vroeg dingen te horen die ze niet snapt (burgeroorlog in Spanje, communisme, fascisme) maar die grote indruk op haar maken en haar bang maken. De deurharp  en zijn muziek geven haar een soort houvast. De deurharp staat symbool voor geborgenheid en vertrouwen. In het boek speelt Davita’s fantasie ook een grote rol. Daarin komen er twee vogeltjes in de deurharp nestelen. De deurharp maakt “de allerzoetste muziek, zwakjes als op de wind geboren, en als raar gefladder als van een vogel die ontwaakt en zijn vleugels schudt”. Zo staat de deurharp ook voor hoop, die klein is en soms bijna niet te zien, maar die zacht fladdert en lééft.

Enkele jaren na ons trouwen, met een klein meisje in de kinderwagen, vonden we in Middelburg bij een joods winkeltje ineens ‘Davita’s harp”, gemaakt in Jeruzalem. Er zijn twee vogeltjes in uitgesneden en er is een psalmtekst op geschilderd: “Vrede zij binnen uw muur, rust in uw burchten” (psalm 122: 7).

Die deurharp heeft inmiddels in heel wat huizen gehangen. We hopen dat de muziek van de deurharp een gevoel van geborgenheid, van vertrouwen en hoop teweeg mag brengen. Dat ieder mens af en toe zulke muziek mag horen: zoet, troostend en hoopgevend, als van een vogel die ontwaakt.

woensdag 2 november 2011

Home sweet home

Soms loopt je dag heel anders dan je bij het opstaan denkt. Zo was het vandaag: ineens moest ik onze zoon naar school brengen, waar hij een schoolexamen moest doen, en ik moest in Ede wachten tot hij klaar zou zijn. Het was prachtig weer, en hoewel ik gauw wat om te lezen in een tas gedaan had, besluit ik op de bonnefooi te gaan lopen. Ik ken Ede eigenlijk niet en heb dus geen doel. Bij elke kruising kijk ik alle richtingen uit, en besluit dan welke kant ik op zal gaan. Soms langs een fietspad dwars door verschillende woonwijken, dan langs het spoor of door een straat met mooie oude huizen.

Het is leuk om te kijken hoe mensen hun huis en hun tuin inrichten. Soms met grote zorg en veel precisie, soms heel los of zelfs onverschillig. Er zijn huizen met allemaal gesloten gordijnen; alles dicht, en andere zijn heel open en uitnodigend. Sommige zijn strak in stijl, andere creatief en rommelig. In veel tuinen zijn mensen aan het werk. Anderen wonen in een flat en zitten op hun balkon te eten. Ook balkons kun je heel verschillend inrichten. Sommigen hebben er een grote schotelantenne staan, anderen bakken met planten en op een balkon hangt een kleurige hangmat. Er zijn huizen bij met camera’s en stikkers: dit huis is beveiligd. Bij andere huizen staat de deur open. 


Binnenkort houd ik een meditatieve avond over het thema ‘huis-thuis,’ en al lopend denk ik daar over na. Wat maakt dat je je ergens thuis voelt? Wat maakt een huis tot een thuis? Ik zie huizen waar ik op het eerste gezicht niet zou willen wonen. Maar er zijn ook huizen met een heel andere uitstraling, waarvan ik denk dat ze bij mij zouden passen. Aan de andere kant heb ik geleerd dat een huis datje op het eerste gezicht niet zou kiezen, toch je thuis kan worden. Zo hebben wij in allerlei pastorieën gewoond, en dat huis hoort gewoon bij de baan. Elk huis had wel nadelen: het ene aan een drukke weg, het andere heel donker, of veel te groot of juist te klein. Maar elke pastorie is echt ons thuis geworden. Je neemt je eigen sfeer mee, en vooral: waar de mensen zijn die bij je horen, en waar je je veilig en geborgen kunt voelen, daar ben je thuis.


Marinus van den Berg heeft het mooi verwoord in zijn gedicht “Thuis”(fragment):

Waar liefde is en zorg om elkaar,
daar is het goed wonen.

Waar gehuild kan worden en gelachen,
daar kunnen mensen leven.

Waar niets verborgen hoeft te worden,
daar kan een mens geborgen zijn.

Waar verdriet en pijn worden gedeeld,
daar worden mensen een thuis voor elkaar.

Sommige huizen hebben namen. Ik loop langs een huis dat ‘de kleine vogel’ heet. De tuin is groen en levendig en ik kan me voorstellen dat een kleine vogel zich er thuis zal voelen. Ik vind het een leuke naam en een leuk huis … alleen al omdat ik zo van vogels houd. Wat is het verhaal van die naam? Ik zou wel willen weten hoe mensen tot zo’n naam gekomen zijn.

foto: Auke-Florian Hiemstra
Ik loop langs dahlia’s en teunisbloemen – de laatste van dit seizoen-,  langs struiken vol knalrode besjes en heesters in mooie herfstkleuren. Ik vind een bijzonder laantje onder beuken- en eikenbomen: het zwarte laantje. De bladeren kleuren oranje en geel, en in het zonlicht is het warm en vrolijk. Ik maak een praatje onder de bomen en geniet van dat contact. Zo kun je met een wildvreemde ineens iets delen. Tegen de tijd dat het examen van mijn zoon afgelopen is, ben ik terug bij zijn school. Al lopend is Ede een beetje “thuis” geworden, zijn mijn benen lekker moe, mijn hoofd lekker fris en heb ik even heel andere gedachten en nieuwe inspiratie gekregen. Gelukkig heb ik mijn boeken in de tas gelaten!