donderdag 26 mei 2016

De drang om te willen weten

Het is alsof ik in Leiden in de kamer van mijn zoon sta. Ik zie een haaienkaak, opgezette beesten, schelpen, fossielen en stenen. Er ligt zelfs een Nautilusschelp. En ook boeken, heel veel boeken. Overal staat of ligt iets: allemaal dingen die je verwondering en interesse wekken. Het is duidelijk: dit is de kamer van iemand die nieuwsgierig is, die verzamelt, onderzoekt. 

copyrights: fotograaf Taco van der Eb

De kamer van mijn zoon was altijd een soort rariteitenkabinet. Hij verzamelde van alles: vogelbotjes, slangenvellen, gedroogde krabben: niets was te gek. En alles moest bewaard worden. Zijn huidige kamer lijkt enorm op deze kamer waar ik nu in sta. Maar dat is een kamer van bijna 500 jaar geleden. 

Ik ben bij een expositie over een geleerde die in 1516 in Zwitserland geboren werd: Conrad Gessner. (Zijn naam wordt ook wel als Gesner geschreven). Hij moet net zo'n nieuwsgierig kind geweest zijn als mijn zoon. Hij werd een bepalende figuur in de wetenschap van toen. Hij was enorm veelzijdig, hield zich bezig met theologie, met biologie en taalwetenschap en hij was ook nog eens arts. Hij maakte herbaria met gedroogde bloemen en planten. Hij tekende ze – met bloem en blad, maar ook met wortels en vruchten, wat heel nieuw was in die tijd. Hij schreef boeken over plantkunde en dierkunde, maar ook vergeleek hij tientallen talen en zocht hij naar hun oorsprong en samenhang.

tekening van Conrad Gessner
uit: Historia Plantarum

Deze geleerde leefde in een spannende tijd, want het was de tijd waarin de boekdrukkunst net uitgevonden was en 'de nieuwe wereld', Amerika, ontdekt werd. Dat bood nieuwe kansen. Zo maakte Gessner een naslagwerk waarin hij honderden boeken beschreef. Maar hij wilde ook een overzicht maken van alle dieren die er bestonden. Zo was hij ook vol interesse naar de nieuwe wereld: hij had van collega geleerden die in Amerika geweest waren een cactus gekregen en twee cavia's. Dat baarde opzien in die tijd.

Onze zoon was in Maleisië voor onderzoek naar biodiversiteit en naar nieuwe soorten op Borneo. Hij bracht foto's mee van de meest bizarre beesten. Sommige soorten komen slechts in één grot voor. Bij mijn zoon zie ik dezelfde verwondering en nieuwsgierigheid. Wat bijzonder dat dat iets van alle tijden is: die drang om te willen weten, begrijpen, om verbanden te zoeken en te zien. 

Mijn zoon heeft via internet contact met wetenschappers over de hele wereld. In Gessners tijd was internet er niet. Maar in een van de zalen hangt een kaart van Europa. Daarop is het netwerk van Gessner uitgebeeld: oranje blokjes op plekken waar geleerden woonden waarmee hij contact had per brief: er zijn allerlei brieven van hem bewaard gebleven. Tot mijn verbazing stond de kaart van Europa vol met honderden oranje blokjes: ook bij Zierikzee en Amsterdam, maar ook bij steden in alle andere Europese landen.

 De boekdrukkunst was natuurlijk een geweldige impuls voor de wetenschap. Gessner had een uitgebreide bibliotheek. Enkele boeken uit zijn bibliotheek liggen in de vitrines. In de kantlijn heeft hij er soms van alles bij geschreven. Ze werden intensief gebruikt, deze boeken, en vormden de basis voor zijn steeds groeiende kennis én groeiende interesse.

tekening van Conrad Gessner
uit: Historia Plantarum

Gessner gaf les op een speciale opleiding voor predikanten. Want ook dat was een nieuwe ontwikkeling: de reformatie. Op die opleiding werden naast theologie ook natuurwetenschappen gedoceerd, omdat alles deel was van Gods grote schepping. Daarnaast was Gessner arts. In die tijd vormden syfilis en de pest grote bedreigingen. Op allerlei manieren probeerde hij medicijnen te zoeken. Helaas lukte dat niet en werd hij zelf slachtoffer van de pest, 49 jaar oud.

Gelukkig is de pest nu bedwongen. Dat hebben we te danken aan mensen als hij, die wilden weten en begrijpen. De wetenschap ontdekt nog steeds nieuwe dingen om je over te verwonderen. Mijn zoon kan verder borduren op wat mensen als Gessner begonnen zijn. Die kamer van Gessner in Zürich van 500 jaar geleden lijkt even die kamer in Leiden in 2016 ….. en zo gaat het vragen en zoeken, het vergelijken en onderzoeken door!


expositie in Landesmuseum Zürich, nog tot en met 19 juni 2016


donderdag 19 mei 2016

Uitbundige bloesems en stralende oogjes

Met 150 km per uur raas ik door Duitsland. Als ik iets te drinken haal in de restauratiewagon voel ik pas echt hoe snel we gaan. Allemaal verschillende landschappen trekken aan mij voorbij. Grote steden, kleine dorpjes, bossen met slingerende beekjes erdoorheen, heuvels en dalen. Overal waar ik langs kom, zie je dat het voorjaar begint. Sommige bomen hebben al een groen waas, van dat lichte lentegroen. Sommige bomen beginnen lichtrood te kleuren. Andere staan in volle bloei. Die bomen beginnen met de bloemen: al hun takken barsten uit in bloesems. Je ziet alleen nog maar roze of witte bloesems. En er zijn bomen die nog stram en stijf in hun wintertooi staan. Van de buitenkant lijkt er nog niets te gebeuren. Ze lijken dood of onwillig om zich aan het feest van het voorjaar over te geven. Maar misschien hebben ze gewoon wat meer tijd nodig.

Iedere boom begint het voorjaar op zijn eigen manier en eigen tijd. Dat maakt het uitzicht zo mooi: al die verschillende tinten voorzichtig groen met die bloeiende bomen als hoogtepunt. Naast de bomen in bloei zijn er ook forsythia's die een knalgeel accent geven. De levenslust springt eraf, van die bloemen.


Ik ben niet de enige in de trein. Met velen deel ik  een dagdeel deze coupé. Er zit een klein meisje voor me dat nieuwsgierig naar me kijkt. Tussen de banken door gluurt ze naar me en ze maakt er een spelletje van, een soort poppenkast. Ze heeft een brede lach met van die gaten in haar gebit en twinkelende vrolijke ogen. Als ik haar op z'n Zwitsers met 'salut'  groet, groet ze me meteen terug. Niet veel later  heeft ze hele verhalen daar met haar koppie tussen de banken door. Ze praat Frans en ik moet alle zeilen bijzetten om haar te volgen en om uit mijn geheugen Franse woorden op te diepen. Wat heb ik een spijt dat ik Frans destijds heb laten vallen. Dat ik andere talen wel kan, vindt ze interessant. Maar dat ik Frans moeilijk vind, vindt ze wel gek.


Haar kleine zusje komt er even later ook bij en ineens bedenk ik met dat het met mensen net zo is als met bomen. Sommige mensen zitten uren naast je en zeggen niks. Ze lezen de krant, verschuilen zich achter hun laptop, maken geen contact. Anderen komen heel voorzichtig los en je wisselt een paar woorden. Maar er zijn ook bloesemboompjes: uitbundig en vol levenslust. Volwassenen houden zich in, gedragen zich keurig. De ouders van de twee meisjes zijn steeds alert: dar ze niemand lastig vallen. Natuurlijk is dat ook goed. Maar hun enthousiasme, vrijmoedigheid en spontaniteit zijn niet te stuiten. Ze zitten vol levenslust, vol nieuwsgierigheid, vol grapjes. Hun ogen stralen en hun hele gezicht lacht. Het is net als bij de bloeiende bomen. De levensvreugde spat eraf. Zij houden zich niet in, maar bloeien tot in alle hoekjes, tot in de uiterste puntjes.

Als ze na uren kwebbelen uitstappen, zwaaien ze vol overgave. Wat een levenslust en vertrouwen. Dat ze dat mogen houden op hun levensweg. Want naast al die statige nog kale bomen, zijn het de bloesembomen die voorop gaan. Het kleine beetje extra licht en extra warmte brengt hen al in vervoering. Wat wordt de wereld daar mooi van!

donderdag 12 mei 2016

Cirkelen rond het Licht

Vierhonderd jaar staat hij daar al, zijn toren torent hoog boven het dorp uit. Al die eeuwen geeft hij de tijd al aan en klinkt het geluid van de klokken over dorp en dal. Er is daar generaties lang gedoopt, getrouwd en gerouwd. Deze dorpskerk heeft heel wat mensen zien komen en gaan. Generaties lang hebben mensen in hem hun heil in troost gezocht en gevonden. De vele spreuken die op de huizen en op oud meubilair en servies uit deze omgeving te vinden zijn, spreken daarvan. 

Sinds enige jaren kom ik af en toe in dit dorp in het Emmental (ja, dat van de kaas). Een paar dagen rust en ruimte doen een mens goed. Elke morgen en avond ga ik even de dorpskerk in, die elke dag open is. De kerk ademt een sfeer van rust en aandacht. Je kunt er een kaarsje aansteken en een gebedsintentie in een boek schrijven. Ik denk bij het aansteken van het kaarsje aan mijn ouders, die een moeilijke fase in hun leven doormaken.


Een poosje zit ik in de kring rond de kaarsen, voor in de kerk. De grote paaskaars heeft aan de voorzijde een afbeelding van een labyrint: een lange weg die na veel omwegen uiteindelijk in het midden terechtkomt. Dit symbool is ook in Franse kathedralen te vinden en staat symbool voor de levensweg. In het midden van een labyrint wordt vaak een kaars neergezet: symbool van het levenslicht, het licht van de paaskaars, het licht en de liefde van God. Hier op de kaars is dat uitgebeeld door een cirkel van goudkleurige was.

Soms gaat een mens haar/zijn weg in het licht, maar soms ook door mist, schemer of zelfs door het duister. Ziekte, rouw, zorgen om geliefden, onbegrip, wanhoop: in ieder mensenleven zijn er tijden van donker. In het labyrint ben je soms dichtbij het  midden, dichtbij het licht. Maar soms ben je er heel ver van af: ga je ineens naar de uiterste rand van de cirkel. Zo kan dat ook in een mensenleven gebeuren: je weg gaat soms  door het donker, soms in het licht.


Terwijl mijn kaarsje brandt en ik naar het labyrint kijk, besef ik ineens iets wezenlijks. Want al gaan we door het donker: we cirkelen toch om het licht. Hoe ver we ook van het licht af raken, het licht blijft het middelpunt. In een doolhof kun je 'dood lopen': daar zijn wegen die niet verder gaan. Maar in een labyrint brengt elke weg je uiteindelijk bij het licht. We mogen leven in dat besef: dat we cirkelen om het licht en dat elke weg ons uiteindelijk toch weer dichter bij het licht en zelfs  uiteindelijk  in het midden brengt.

Later op de middag kom ik langs de katholieke kerk. Ook daar ga ik even naar binnen. Tot mijn grote verrassing staat daar dezelfde kaars. Hoe verschillend we ook zijn, hierin zijn we gelijk: we zijn in ons leven op zoek naar het licht.

Als ik aan het eind van de dag weer bij de dorpskerk kom, liggen er twee kinderfietsen en een step pal voor de deur, als in de haast neergegooid. In de hal hoor ik kinderen rennen. Binnen zie ik een grootvader met zijn kleinkinderen en er branden vier kaarsjes. Net als ik zijn zij even naar binnen gegaan, hebben ze een lichtje aangestoken voor iemand die hen dierbaar is. Het is mooi dat kinderen die symboliek meekrijgen op hun levensweg. Zo kan die oude dorpskerk weer voor nieuwe mensen een plek van hoop en troost worden. Daar is hij ooit voor gebouwd. En trouw houdt hij aan die opdracht vast, de eeuwen door. Als ik naar buiten ga, slaat de klok zes uur. De fietsjes zijn weg, ieder van ons gaat verder op de eigen levensweg. Maar hoe die weg ook is: we cirkelen rond het licht!





vrijdag 6 mei 2016

Respectvolle verbondenheid

Er staat  een heel hoge muur omheen. Ik kom er wel eens langs, maar binnen was er nog nooit. Het is er altijd stil: de Joodse begraafplaats. Vanmiddag is de deur open: het is vier mei. Een klein groepje mensen staat bij elkaar onder de treurwilg. Achter ons een metersbrede stenen plaat vol namen: allen slachtoffers van het Nazibewind. Er staan oudere mensen op, maar ook heel jonge kinderen. Het is een vreemd contrast: deze prachtige lentedag en alle onrecht die wij hier gedenken.

Bij het monument met de 242 namen van slachtoffers wordt het kaddisj-gebed gezegd. Eerst in het Hebreeuws, dan de Nederlandse vertaling. 'Moge de Barmhartige veel vrede geven en leven, voor ons en heel Israel. Moge de Almomvattende ook vrede brengen voor ons, voor heel Israel en voor de hele wereld'.



Met elkaar gaan we vervolgens naar het monument naast het oude gemeentehuis. De vele handen die er in te zien zijn - kleine en grote -  symboliseren de slachtoffers. Steeds wisselen een paneel met handen en een spiegel elkaar af. In de spiegel zie je de stad en onze groep mensen, deels met keppeltjes op. Ik zie ook mezelf, en zo zijn die vermoorde joodse inwoners van onze stad met mij en het hier en nu verbonden. De panelen vormen samen een zuil in de vorm van een Davidsster.


's Avonds is de herdenking op het van Dronkelaarplein. Samen vormen we een kring om het monument, met ouderen maar ook jongeren en kinderen. De burgemeester houdt een toespraak waarin ze de herdenking verbindt met de huidige vluchtelingenproblematiek. Ik ben onder de indruk van wat zij zegt. Zo stelt ze dat mensen op de vlucht voor oorlog recht hebben op asiel, ook als het er veel zijn.

Hoe kunnen we alle ellende van de Tweede Wereldoorlog herdenken en tegelijkertijd onze ogen sluiten voor slachtoffers van oorlog en terreur in onze tijd? Het zou onecht zijn en oneerlijk – en daarom ben ik blij dat de Syrische vluchtelingen op dit moment genoemd worden. Het gedicht, door een leerling geschreven en voorgelezen, legt diezelfde verbinding: het is gemaakt vanuit het perspectief van een Syrische vluchteling.

Twee jongeren krijgen het woord. Zij vertellen over een project waarbij jongeren van heel verschillende afkomst samen opgetrokken zijn en o.a een reis naar Auschwitz hebben gemaakt. Het is een indrukwekkende verhaal. Want deze jongeren die zo heel verschillend waren, hebben gaandeweg elkaar leren kennen en meer en meer ontdekt hoeveel verwantschap er toch ook tussen hen is. Dit verhaal ontroert mij. Zo zou het altijd moeten: met elkaar omgaan, in gesprek gaan en elkaar leren respecteren.

Dan is het tijd voor de kranslegging. Verschillende groepen en instanties komen naar voren. Er is een krans van de Armeense gemeenschap in Almelo, een van het C.O.C, een krans van de Joodse gemeenschap, een krans van de gezamenlijke kerken naast die van de Turkse moskee en de Turkse gemeenschap. Ineens wordt het me heel sterk bewust: al die bevolkingsgroepen samen vormen onze gemeenschap, samen zijn wij de stad Almelo.

Nooit eerder voelde ik zo sterk die verbondenheid tussen al die verschillende mensen waar onze samenleving uit bestaat. Wij zijn verbonden rond onze vrijheid, die kostbaar is en kwetsbaar. Die vrijheid geeft ons mogelijkheden én verplicht. Wij moeten het samen doen, hier in onze stad Almelo en ook wereldwijd. Onze vrijheid mag niet ten koste gaan van bijvoorbeeld Syrische slachtoffers van oorlog en geweld.

Regelmatig kom ik langs de Turkse moskee en langs de Joodse begraafplaats. Het is allemaal deel van onze stad. Vanavond voel ik mij deel van het geheel en ik ben trots op de stad die sinds anderhalf jaar ook de mijne is. Hier worden woorden gezegd die er toe doen. Hier wordt herdacht én gewerkt aan toekomst. Hier zijn heel verschillende mensen met elkaar verbonden: jong en ouder,  moslim, christen en jood, hetero en homo, vluchteling en Nederlander…. en in die respectvolle verbondenheid kan vrijheid bestaan.