vrijdag 31 mei 2013

Wij trekken zingend verder

Sommige dingen maak je maar een of twee keer in je leven mee: een troonswisseling bijvoorbeeld, of een nieuw liedboek. Laten die beide dingen nu in de afgelopen weken plaatsgevonden hebben! Op 30 april was ik er op afstand bij, via de TV. Maar nu, op 25 mei ben ik er live: in Monnickendam, waar het nieuwe liedboek gepresenteerd wordt.

Zingen is voor mij iets wezenlijks, bijna net zoals ademhalen. Dit twee gaan hand in hand, en zo zing ik op de fiets, bij de kerstboom, bij het kampvuur en tijdens de afwas. Zingen is een dubbele kracht: enerzijds die van het woord, van de poëzie en anderszijds die van de melodie, van de muziek. ‘Zingen is dubbel bidden’, zei kerkvader Augustinus al. Het is dus geen wonder dat we heel wat af zingen in de kerk.


Sommige liederen zijn al eeuwen oud en werden al door mijn voorouders gezongen. Andere liederen zijn van dichters van mijn generatie en van sommige is de inkt nog maar net gedroogd. Zo gaat het lied van het geloof de eeuwen door en vernieuwt voortdurend. Daarom krijgen we na 40 jaar een nieuw liedboek. Want de wereld is veranderd en onze taal en ons geloven. De mensen zingen steeds in hun eigen taal en in hun eigen situatie het aloude verhaal verder. Ilona Fritz, de voorzitter van de interkerkelijke Stichting voor het kerklied formuleerde het zo:
Verbonden met het verleden 
en staande in het heden gaan we de toekomst tegemoet.

Er wordt een gedicht gelezen: Gevlekte pracht van Gerard Manley Hopkins. Hierin wordt de veelzijdigheid van onze wereld bezongen: de variëteit, de grote verscheidenheid:
Glorie zij God voor bontigheid.
Hij vadert voort boven verandering:
Hij zij geloofd.

De wereld is vol verscheidenheid en steeds in verandering. Hier in Monnickendam zien we dat om ons heen: al die verschillende mensen uit allerlei plaatsen en kerken. En we horen het in de liederen uit het nieuwe liedboek: liederen uit verschillende landen en tradities, in verschillende stijlen en voor allerlei gelegenheden. Niet alleen een kerkboek, maar uitdrukkelijk ook een boek voor thuis. We horen gedichten en gebeden, we zingen oude bekende en nieuwe liederen. En boven al die verandering moedert God en hoort ons zingen aan.


’s Middags zwermen we uit over het stadje, met heerlijke lunchpakketten. Iedereen loopt met de broodtasjes en met het liedbundeltje. Mensen verwonderen zich: dat je volslagen vreemden voor elkaar kunt zijn en je toch zo sterk een verbondenheid met elkaar voelt. In heel Monnickendam zijn er kerken, café’s, garages en andere ruimten waar we welkom zijn om samen aan het nieuwe liedboek te proeven. In een yoga-centrum zingen we in combinatie met yoga oefeningen, in de bovenzaal van een café zingen we psalmen op de wijze van de kloosters, en in een garage dansen we in een kring bij liederen van Taizé. Dat laatste raakt mij diep: die dubbel sterke kracht van het zingen wordt nog eens versterkt door de beweging. Ik zing niet alleen met mijn mond en mijn longen, maar met mijn hele lijf en met al mijn gevoel.


Bij het afscheid, rond de oude haven, worden de liedboeken geladen in auto’s en boten en trekken de wereld in. We zingen daarover met lied 822 van het nieuwe liedboek. Een prachtig lied van Jan Marten de Vries, waar ik meteen van ga houden.

Net als de liedboeken trekken ook wij verder. In de bus, bladeren we door het nieuwe liedboek. Langzaam moeten we er vertrouwd mee worden. Zachtjes zingen we wat we herkennen. Andere liederen wachten erop om ontdekt te worden: we krijgen het nog druk. Zo gaan we zingend de toekomst tegemoet!


donderdag 23 mei 2013

Een nieuwe wind

Vandaag waait er een koude wind. Ik moet tegen de wind in fietsen en het kost me kracht. Met dit koude weer houd ik helemaal niet van wind. Ik wil zo graag buiten eten, maar de koude wind jaagt me weer het huis in. In het Noorden, bij de Dollard, waar wij jaren woonden, was altijd wind en weinig beschutting. Ik herinner me stormen op Ameland en Schiermonnikoog. De mateloze kracht van de wind, beangstigend gewoon. De wind zelf is onzichtbaar, maar de golven en de bomen tonen zijn kracht en je voelt het als je je buiten waagt.

Wind is niet altijd om tegen te vechten. Wind droogt mijn was, wekt energie op en maalt het biologische meel waar ik brood mee bak. De wind laat vliegers dansen en wimpels waaien. Soms is het heerlijk om even met je hoofd in de frisse wind te lopen, uit te waaien.

de abdij op Iona en de zeilboot Birthe Marie

Onlangs was ik nog weer eens een week op het Schotse eilandje Iona. Het was er erg koud, en de wind gierde rond de oude abdij. Met al onze truien aan, dikke jassen en sjaals zaten we in de kerk. Zo’n klein eiland, aan alle kanten omgeven door de zee, moet heel wat wind verduren. Buiten rukt en trekt de wind aan ons. Er zou een excursie zijn naar een eiland waar Papegaaiduikers broeden, maar door het slechte weer kan het niet doorgaan. Ik ben blij dat we niet gegaan zijn: hier op het land ben ik al bang van de harde wind.

De volgende dag is er nog steeds veel wind, maar sommigen gaan met een zeilboot op pad. Er is nog een plekje over en in een opwelling meld ik mij. Met regenbroeken, windjacks en sjaals wapenen wij ons tegen de kou en de wind en worden we door enkelen van de rest van de groep uitgezwaaid. Ze verklaren ons voor gek, en ik twijfel ook wat aan mijn verstand. Maar de schipper legt ons uit dat het best flink waait, maar dat het goed zeilweer is. Hij hijst vrolijk de zeilen en daar gaan we.

De golven zijn flink hoog, we hangen vaak griezelig scheef. Het water stroomt over het dek en over onze voeten. De boot gaat heen en weer, alles is in beweging. Er is het lawaai van de golven, soms even van klapperende zeilen, van roepende zeevogels maar verder is het stil; geen gestamp van een motor, geen machine ... alleen het water en de wind en wij. Er gebeurt die middag iets wonderlijks. Gisteren was de wind voor mij een woeste, ontembare kracht, gevaarlijk en wild, die dingen kapot dreigde te maken en waar ik tegen in bokste om vooruit te komen. Maar nu, op de boot, is de wind geen vijand. Integendeel. De schipper legt ons uit hoe we gaan varen, hoe we optimaal gebruik maken van de wind. En zo varen we rond het eiland Iona, soms heel snel, soms wat langzamer, maar steeds zo dat de wind onze kracht is en ons voortstuwt over het water. Zeilen is de kunst van het je schikken naar de wind, zodat de wind je kracht geeft en vooruit helpt. Die wind, daar moet je niet tegen vechten, niet tegen in gaan, maar die moet je jou laten leiden .... zodat de wind jou helpt en verder brengt.

foto van: http://boattripsiona.blogspot.nl/

De wind is een mooi symbool voor de Geest van God. Net als de wind zelf onzichtbaar, maar je ziet wel wat hij doet. En is het met de Geest van God niet net als met de wind? Als wij er tegen in gaan, er tegen vechten, worden we moe en uitgeput. Maar als we ons door die Geest van God laten leiden en ons vooruit laten helpen, dan komen we verder .....

In de lezingen die we deze week in de gemeenschap van Iona horen, gaat het over de toekomst van de kerk. De kerk heeft het op veel plekken moeilijk. Wat wij mensen dan vaak doen, is dat we krampachtig worden, dat we vasthouden wat we hebben en ons vastbijten in hoe het altijd geweest is. Zo vechten we tegen de wind, uit alle macht. Niet alleen in de kerk trouwens, maar ook in onze levens. Want als het anders loopt dan we dachten, raken we vaak in de kramp. Maar we mogen ons net als de schipper laten leiden en voortduwen door de wind. We mogen in beweging komen: nieuwe vormen, nieuwe gedachten, nieuwe ideeën. Laten we de zeilen hijsen en ons in beweging laten brengen: in de kerk en in ons leven.


donderdag 16 mei 2013

In een kring


Kerkdeuren zitten veel te vaak dicht. Op zondagmorgen gaan de deuren open, verder zijn ze gesloten. In het buitenland op vakantie zijn kerken voor mij juist pleisterplaatsen: even stil zitten, even denken en een kaarsje aansteken. Buiten is de drukte van de stad, binnen is stilte en rust.

In Deventer kan dat tegenwoordig in de Lebuïnuskerk. Je voelt je welkom onder de oude gewelven. Vandaag loopt er iemand met haar hond. Twee kinderen rennen uitgelaten rond. Anderen drinken koffie aan een tafeltje. Ik zit daar even zomaar: even een lijntje naar ‘Boven’ en naar ‘opzij’: ik steek een kaarsje aan en denk aan iemand die licht nodig heeft.

in de crypte van de Lebuïnus in Deventer

Iemand schreef in het gastenboek: Mooie kerk, maar ik heb het niet zo op kerken.  Ik heb nu juist wél wat met kerken. In het Zwitserse dorp Langnau doe ik op een doordeweekse dag mee aan een meditatief avondgebed. Het spreekt mij zo aan dat ik het vervolgens mee naar huis neem.

Zo komt het dat ik tegenwoordig elke dinsdagavond om 7 uur een kring met stoelen klaarzet. Op een lage tafel staan een kaars, bloemen en een schaal met zand. Soms zijn we met vier, een anderen keer met tien mensen. We zingen, lezen een psalm en steken een kaarsje aan voor iemand. We zingen zonder orgel en het klinkt helder en mooi.

de kring bij de gedachtenishoek
achter in onze kerk

We lezen uit 150 Psalmen Vrij van Huub Oosterhuis. Hij blaast de psalmen nieuwe leven in. We steken ieder een waxinelichtje aan en horen van elkaars vreugde en verdriet. Iemand die vaak bij het avondgebed komt, werd geopereerd. We noemen haar naam en zijn met haar verbonden. Het zijn kostbare momenten.

Op deze manier is onze kerk midden in de week ook even ‘in functie’, worden er hoop en troost gedeeld. Sinds enkele weken kan wie wil op zondagmorgen ook een kaarsje aansteken: een gebaar van verbondenheid, teken van liefde.


Een kaars, het is niet veel bijzonders.
En toch .. een kaars is een teken,
een teken dat ik een ogenblik bij U, God, wil zijn.
Bij U, omdat ik weet dat U hier bent,
dat U mij ziet, dat U dichtbij bent
dicht bij mijn problemen en moeilijkheden,
dicht bij mijn thuis
dicht bij mijn kinderen
U bent dicht bij mijn werk
dicht bij mijn zorgen
dicht bij mijn vreugden
U bent dicht in mijn omgeving
dicht bij mijn gezondheid
dicht bij mijn toekomst.
Ik vertrouw op Uw nabijheid;
moge dit kaarsje daar het teken van zijn.

(gelezen in een kerk in de Alpen)

donderdag 9 mei 2013

Zingen als de dageraad nog donker is


Onze tuin is niet van ons alleen: er zijn allerlei dieren die er hun territorium hebben. Zo is er de merelfamilie, waarvan de moeder nog maar één poot heeft. Ze redt zich wonderbaarlijk en houdt mij bij de les. Want als ik ’s morgens niet meteen vogelzaad op de voedertafel leg, gaat zij op de rand zitten en probeert mijn aandacht te vangen. Nog even en ze eet uit mijn hand. Verder is er onze huislijster, die ’s zomers van hoog in de lucht huisjesslakken op de tegels laat vallen om ze op te kunnen eten. Er is een roodborstje, er zijn tortelduiven, pimpelmeesjes, koolmeesjes en een heleboel musjes.


Zonder hen zou onze tuin leeg en dood zijn. Want ze fluiten, zingen en scharrelen rond in de perken en onder de struiken. Als ik in de tuin aan het werk ben, komt vader merel al gauw bij me in de buurt: al die omgewoelde grond bevat zoveel lekkers. De vogels bouwen hun nesten in onze tuin en voeren hun jongen. We horen de kleine vogeltjes piepen in het nestkastje en als we geluk hebben zien we hoe ze uitvliegen. De merel zit ’s op lange zomeravonden op de nok van het dak en zingt.

Klein en kwetsbaar zijn de vogels in onze tuin. Soms zit er één vast in het net over de bessen. Soms vinden we een vogel die door de kat gepakt is. Ze zijn altijd op hun qui-vive, spieden met hun kleine zwarte kraaloogjes in het rond. Heel soms zie ik ‘s zomers de merel ‘zonnebaden’, met zijn vleugels wijd en zijn snavel open in de zon. Verder zijn ze altijd, altijd op hun hoede. Maar behalve kwetsbaar zijn ze ook sterk: ondanks sneeuw en ijs, storm en onweer komen ze steeds weer tevoorschijn en laten ze vrolijk fluitend van zich horen.|


Jarenlang waren wij elke herfst een week op Schiermonnikoog. Eén herinnering daarvan is mij in het bijzonder bijgebleven. Op een morgen heel vroeg, terwijl er nog diepe duisternis heerste, ging ik met de kinderen naar buiten. Het was aardedonker, op het licht van de vuurtoren na. Terwijl we daar door het donker liepen, veranderde er iets. Het begon met zacht gefluit van een vogel: eerst één, toen meer. De vogels zongen in het donker al van het licht. Wat een vertrouwen! Inge Lievaart heeft daar een paar prachtige gedichten over geschreven. Zo eindigt ze haar gedicht ‘Prelude’ met:
...
o kleine gelovige keel
iets vromers ken ik niet
nu moet de dag wel komen.

Veel vogels hebben een symbolische betekenis. Zoals de duif, symbool van vrede en van Gods Geest. Vogels laten iets zien van een verbinding tussen hemel en aarde, want vogels zijn thuis in de lucht maar ook thuis op de aarde.


De broeders van Taizé hebben een duif als logo, symbool voor verzoening. Hun gestileerde duif is kruisvorm en duif ineen (het Griekse kruis  met vier gelijk lange armen). Het symboliseert verzoening. De duif vliegt naar beneden: symbool van Gods Geest die bij mensen wil wonen en daar vrede en verzoening teweeg brengt. Voor mijn geloven is de Taizé-duif een basis-symbool geworden. Ik draag deze kleine vogel iedere dag als symbool van tere kracht die verzoening en vrede brengen kan. Dat geloof zoek ik: te zingen als het nog donker is, tégen alle donker in zingen van licht en vrede, liefde en verzoening.

Het geloof is de vogel
die licht voelt
en zingt
als de dageraad nog donker is.

Rabindranath Tagore

donderdag 2 mei 2013

Religie als verbinding


Op de stoelen in de kerk van Jorwerd – tussen de oude herenbanken met de dikke bijbels en koperen kandelaars - liggen fleecedekens klaar. Het doet meteen denken aan de dekentjes op caféterrasjes .. maar dit is een kerk, en zodadelijk begint het ochtendgebed. We zijn blij met de extra warmte van de fleeceplaids, want het is flink koud zo vroeg in de morgen. In een grote kring beginnen we deze zaterdag met het lezen van het verhaal van de Emmaüsgangers. Ook wij zijn vandaag samen onderweg rond het thema verbinding.

interieur van de kerk van Jorwerd

In Jorwerd is God teruggekeerd in de vorm van het initiatief ‘Nijkleaster’ (Nieuw klooster) waar elke maand een kloosterdag gehouden wordt. Mensen uit verschillende plaatsen en met diverse achtergronden komen hier een dag bij elkaar om te wandelen, praten, eten en vieren. Het thema van de Nijkleasterdei in april is: verbinding. Zo zitten we samen rond de grote kloostertafel als onbekenden voor elkaar, maar verbonden in het geloof.

Geloven heeft alles met verbinding te maken. Religie betekent: verbinden. Geloof is de verbinding tussen God en mensen, tussen het alledaagse en dat wat er boven uit stijgt, tussen het aardse en het hemelse. Maar religie is ook je verbinden met idealen en dromen. En religie is de verbinding tussen mensen: zó zijn we samen begonnen met vieren in de kring.

Verbinding kan op verschillende manieren: samen rond deze kloostertafel, maar ook via nieuwe vormen als facebook en twitter. Zelf ervaar ik deze verbindingsvormen als positief met een eigen karakter en eigen sterke kanten. Net als alles hebben zij ook hun zwakke kanten en beperkingen. Maar via facebook voel ik mij verbonden met vele mensen, groepen en idealen.

Thuis, ver van het Friese Jorwerd, voel ik mij verbonden met dit bijzondere initiatief via facebook. Hier in deze oude kerk, tussen de grafstenen en de oude gele en groene tegels, voel ik mij verbonden met gelovigen ver voor mijn tijd, die ook in deze kerk hebben gezongen en gebeden.


Bij deze dag hoort een wandeling. Het is nog fris, maar al groener dan de vorige keer. Het eerste deel van de wandeling lopen we in stilte. Je hoort de wind en de vogels. Het tweede deel van de wandeling krijgen we een denk-opdracht mee. We mogen in stilte nadenken over de vraag met wie wij in ons leven een stuk opgelopen zijn of wie er met ons opgelopen is. Ik denk aan mijn kinderen: eerst leerde ik hen lopen en begeleidde ik hen, nu is het vaak andersom. Zij slaan een arm om mij  heen als ik het moeilijk heb en ze leren mij nieuwe dingen. Dankzij hen heb ik geleerd hoe je je op nieuwe manieren kunt verbinden met anderen, dankzij hen leer ik nu mijn weg vinden in deze voor mij nieuwe wereld en tijd. Dan staan we allemaal weer even stil en krijgen de volgende opdracht: na stilte en bezinning is het nu tijd voor verbinding: het laatste deel van de wandeling mag je je gedachten met een andere wandelaar delen.

Het is een mooie drieslag: stilte, bezinning en verbinding. De stilte geeft je tijd om tot rust te komen zodat er ruimte in je komt om je te bezinnen. Vervolgens kun je delen wat je bedacht en ontdekt hebt of kun je de vragen die er in je opgekomen verwoorden. Een medewandelaar vertelt waar zij zich bewust van werd: soms denk je dat jij met een ander meeloopt, maar las je terugkijkt blijkt dat die ander eigenlijk met jou meegelopen is. Zo wordt het verhaal van de Emmaüsgangers werkelijkheid in de Friese weilanden tussen kievieten en scholeksters. Samen wandelen is een bijzondere wijze van je met elkaar verbinden. Een tijdlang heb ik regelmatig met mijn kinderen gewandeld als er iets was waar we over moesten praten. Je praat anders als je wandelt, omdat je niet stijf tegenover elkaar zit en de ander niet steeds zit aan te kijken. Lopen maakt open: zoals je lichaam in beweging is, komen ook je gedachten in beweging.

Na de wandeling is er een maaltijd in het dorpscafé. Samen eten is bij uitstek een manier om je te verbinden: met anderen én met moeder aarde. Het eten is heel eenvoudig: een bord soep en dikke plakken vers brood, kaas, boter en jam. Het smaakt als een feestmaal.


Aan het eind van de dag komen we weer in de kring in de kerk bij elkaar. We delen ervaringen en we delen brood. We zingen:

Aandacht wens ik je toe. 
Dat er mensen zijn met wie je kunt delen. 
Zegen wens ik je toe.

Later, alleen in de trein, besef ik dat dit een dag van vele verbindingen was. Friesland is ver weg, maar ik blijf via facebook en via het geloof met Nijkleaster verbonden. En overal en altijd zijn er mensen met wie je kunt delen, waardoor je iets ervaart van die verbinding van het aardse met het hemelse.

de ramen en de kring weerspiegeld in de kroonluchter

zie ook: wwww.nijkleaster.nl