vrijdag 10 juni 2016

Uitbreken en opademen

Het is stressen om de trein te halen. Ik moet vandaag voor mijn werk in Utrecht zijn en sta op tijd. Mijn agenda is elke dag vol afspraken en deadlines. Wekker en horloge regeren mijn dag. In mijn agenda staan dingen van mijn werk maar ook andere afspraken: een bezoek aan familie, een verjaardag, een dag mantelzorgen. 

Het zijn allemaal dingen die ik zelf wil. Ik houd van mijn werk en van mijn familie. Het is mooi dat mijn dagen gevuld zijn. Want wie geen vaste werkzaamheden heeft, moet zelf betekenis geven aan haar/zijn leven. Door alles wat ik doe, heeft mijn leven inhoud en ervaar ik voldoening.

Ik heb de trein gehaald en op mijn OV-fiets rijd ik door Utrecht. Aan het eind van de middag ga ik naar mijn nichtje, ook in Utrecht. We hebben allebei een druk leven en hebben elkaar al maanden niet gezien. We praten bij bij heerlijke soep en dan moet zij weer aan het werk. Ik stap weer op mijn OV- fiets om naar het station te fietsen en de thuisreis te aanvaarden.

Terwijl ik bij een stoplicht sta te wachten, bedenk ik mij dat de doorgaande trein naar Almelo pas over een klein uur gaat. In die trein kan ik goed werken en echt even wat doen. Het is een heerlijke lenteavond. Wachten op het station is eigenlijk jammer. Ineens ruk ik aan het stuur en fiets de tegenovergestelde kant op.

Geen idee heb ik waar ik naar toe rijd. Ik fiets zelden door Utrecht en dan alleen naar afspraken. Ik fiets door een prachtig park, langs studentenhuizen waar iedereen via een trappetje uit het raam kan klimmen en waar ze allemaal buiten voor het huis in de avondzon zitten. Ik kom langs het Rietveld-Schröderhuis dat ik altijd nog eens wilde bezoeken.

Rietveld-Schröderhuis in Utrecht

En zo ineens ben ik buiten de stad, omgeven door fluitenkruid en zingende vogels. De geur van meidoorn is overweldigend. Gele lissen bloeien langs het water, watervogels drijven statig voorbij. Achter mij de skyline van Utrecht, vóór mij ruimte en rust. 


Dit fietstochtje stond niet in mijn agenda. Het is een opwelling, een spontane actie. Ik had vanmorgen nooit kunnen bedenken dat ik op deze mooie avond op zo'n bijzonder plekje zou zijn. Ik fiets, zit op een bankje, maak foto's. Wat een heerlijk onverwachts cadeautje is dit!

Natuurlijk moet ik dan toch weer hard fietsen om mijn trein te halen. Maar dit kleine uurtje dat overschoot, gaf mij ruimte om iets te doen wat op dat moment in mij opkwam. Vaak doen we dingen omdat ze op ons programma of op het rooster staan, omdat ze gepland en afgesproken zijn: omdat ze moeten.  Daar is niks mis mee. We moeten nu eenmaal plannen en er is veel te doen. Maar ik heb ook zulke andere momenten nodig: onverwachtse, spontane, niet geplande.

Wij moeten leven met wekker en agenda. We hebben niet altijd vrij of vakantie. Maar laten we de mogelijkheid om er even uit te breken, benutten. Zoals dit fietstochtje bij Amelisweerd, en laatst een wandeling over begraafplaats Groenesteeg in Leiden, tussen mijn afspraken door.

begraafplaats Groenesteeg te Leiden in voorjaarstooi

Even iets ongeplands doen, iets wat ineens op je pad komt, iets wat spontaan in je op komt: dat geeft een gevoel van vrijheid en ruimte. Het maakt dat je even anders ademt, kijkt en luistert. Het zorgt ervoor dat je de tijd anders ervaart en dat je veel bewuster bent van je omgeving, van je eigen gedachten. Deadlines, wekkers en agenda's maken vaak dat we geleefd wórden – laten we er af te toe uitbreken en weer ervaren dat we zélf leven en dat uiteindelijk ons leven en onze tijd van óns zijn!


donderdag 2 juni 2016

Kunst en vrijheid

Veel mensen genieten van de schilderijen die in deze tentoonstelling te zien zijn: werken van Paul Klee, Ernst Barlach en Franz Marc bijvoorbeeld. Dat die schilderijen hier in Bern hangen, is helemaal niet vanzelfsprekend. Vele van de werken in deze expositie zijn aan vernietiging ontsnapt omdat ze op tijd verkocht werden naar het buitenland. Want in Duitsland waren ze in musea in beslag genomen en afgevoerd als zogenaamd  'Entartete Kunst', kunst die niet voldeed aan de eisen van het nationaalsocialistische regime.

Ik ben in het Kunstmuseum in Bern waar een expositie aan deze kunst is gewijd. Er ligt een keurig op een typemachine getypte lijst waarop duizenden kunstwerken netjes onder elkaar gerubriceerd zijn. De titel, de techniek en de naam van de kunstenaar. Tot zover lijkt het een normale lijst. Maar dan staan er afkortingen achter: de V voor verkocht, de T voor geruild en de X voor vernietigd. Achter de meeste werken staat een X. 

In 1937 werden ongeveer 20.000 kunstwerken van 1400 kunstenaars in 80 musea in beslag genomen en werden eigendom van het Duitse Rijk. De inspanningen van deze musea gedaan om de vele nieuwe kunststromingen uit het begin van de 20e eeuw te laten zien, werden daarmee in één klap teniet gedaan. De werken werden op een grote tentoonstelling nog eens bij elkaar gebracht en aan het grote publiek getoond, voordat ze voor altijd uit Duitsland zouden verdwijnen. Deze tentoonstelling werd een van de best bezochte tentoonstellingen van moderne kunst ooit. 

expositie van Entartete Kunst, München 1937

Op een filmpje van toen zie je keurige dames vol afgrijzen langs de werken lopen. Geen wonder, want er staat allerlei commentaar bij. Zoals: 'Zo zagen zieke geesten de natuur'. En in de catalogus staat bij een werk van Paul Klee met bomen: 'Niet het werk van een zeer onbegaafd kind, maar van Paul Klee'. Of bij twee werken van Kokoschka: 'Welk van deze drie tekeningen is gemaakt door een bewoner van een gekkenhuis? U zult verbaasd zijn: de tekening rechts boven. De andere twee werden ooit als meesterlijk grafisch werk van Kokoschka gezien'.


Tegelijkertijd met deze expositie van 'Entartete Kunst' was er ook de 'Eerste Duitse Kunsttentoonstelling' met door de Nazi's goedgekeurde kunst. Het zijn romantische taferelen, heldhaftige portretten en alles in traditioneel figuurlijke stijl. Het is onthutsend hoe mensen op deze manier gemanipuleerd werden en hoe hen een bepaalde kijk op het leven opgedrongen werd.

In de negentiende eeuw ontstond de moderne kunst: een breed scala van verschillende stromingen. Wat zij gemeen hadden was dat zij de van oudsher vaststaande regels voor kunstwerken niet meer in acht wilden nemen en zich vrij wilden maken. Velen genoten van deze nieuwe kunststromingen – anderen ergerden zich eraan. De Nazi's wilden dat die veelvoud aan stromingen vervangen werd door één vorm van kunst volgens de regels van het nationaalsocialisme.

Franz Marc, Blaues Pferd 1914

Maar 'Entartete Kunst' bestaat niet. Het was een kreet waarbij de Nazi's bepaalde kunst die zij niet mooi vonden, die zij niet begrepen of niet wilden begrijpen in diskrediet wilden brengen. De veelvoud en de vrijheid van de kunst moest vernietigd worden.

In het begeleidende boekje bij de expositie staat: 'De omgang met kunst is steeds een gevoelige indicator voor hoe het met de vrijheid in een samenleving is gesteld'. Wat de één mooi vindt, vindt de ander lelijk. Soms is kunst trouwens niet bedoeld om mooi te zijn, maar om iets onder de aandacht te brengen, om aan het denken te zetten. Veel kunstenaars zijn hun tijd vooruit en hebben andere opvattingen en ideeën dan de gemiddelde mens. Ook Rembrandt en Van Gogh werden in hun tijd niet begrepen. Zij keken anders naar de wereld en hun kritische blik werkte door in hun kunst.


Ik hoor het nogal eens: gemopper op eigentijdse kunst. Maar laten we toch niet te snel oordelen: wij hebben in de samenleving de kunstenaars nodig. En anders dan ik eigenlijk van plan ben, bezoek ik daarom in het museum in Bern ook de tentoonstelling met moderne Chinese kunst. Dit is misschien niet míjn blik op de wereld, maar wie weet kan ik iets van hun blik leren!

donderdag 26 mei 2016

De drang om te willen weten

Het is alsof ik in Leiden in de kamer van mijn zoon sta. Ik zie een haaienkaak, opgezette beesten, schelpen, fossielen en stenen. Er ligt zelfs een Nautilusschelp. En ook boeken, heel veel boeken. Overal staat of ligt iets: allemaal dingen die je verwondering en interesse wekken. Het is duidelijk: dit is de kamer van iemand die nieuwsgierig is, die verzamelt, onderzoekt. 

copyrights: fotograaf Taco van der Eb

De kamer van mijn zoon was altijd een soort rariteitenkabinet. Hij verzamelde van alles: vogelbotjes, slangenvellen, gedroogde krabben: niets was te gek. En alles moest bewaard worden. Zijn huidige kamer lijkt enorm op deze kamer waar ik nu in sta. Maar dat is een kamer van bijna 500 jaar geleden. 

Ik ben bij een expositie over een geleerde die in 1516 in Zwitserland geboren werd: Conrad Gessner. (Zijn naam wordt ook wel als Gesner geschreven). Hij moet net zo'n nieuwsgierig kind geweest zijn als mijn zoon. Hij werd een bepalende figuur in de wetenschap van toen. Hij was enorm veelzijdig, hield zich bezig met theologie, met biologie en taalwetenschap en hij was ook nog eens arts. Hij maakte herbaria met gedroogde bloemen en planten. Hij tekende ze – met bloem en blad, maar ook met wortels en vruchten, wat heel nieuw was in die tijd. Hij schreef boeken over plantkunde en dierkunde, maar ook vergeleek hij tientallen talen en zocht hij naar hun oorsprong en samenhang.

tekening van Conrad Gessner
uit: Historia Plantarum

Deze geleerde leefde in een spannende tijd, want het was de tijd waarin de boekdrukkunst net uitgevonden was en 'de nieuwe wereld', Amerika, ontdekt werd. Dat bood nieuwe kansen. Zo maakte Gessner een naslagwerk waarin hij honderden boeken beschreef. Maar hij wilde ook een overzicht maken van alle dieren die er bestonden. Zo was hij ook vol interesse naar de nieuwe wereld: hij had van collega geleerden die in Amerika geweest waren een cactus gekregen en twee cavia's. Dat baarde opzien in die tijd.

Onze zoon was in Maleisië voor onderzoek naar biodiversiteit en naar nieuwe soorten op Borneo. Hij bracht foto's mee van de meest bizarre beesten. Sommige soorten komen slechts in één grot voor. Bij mijn zoon zie ik dezelfde verwondering en nieuwsgierigheid. Wat bijzonder dat dat iets van alle tijden is: die drang om te willen weten, begrijpen, om verbanden te zoeken en te zien. 

Mijn zoon heeft via internet contact met wetenschappers over de hele wereld. In Gessners tijd was internet er niet. Maar in een van de zalen hangt een kaart van Europa. Daarop is het netwerk van Gessner uitgebeeld: oranje blokjes op plekken waar geleerden woonden waarmee hij contact had per brief: er zijn allerlei brieven van hem bewaard gebleven. Tot mijn verbazing stond de kaart van Europa vol met honderden oranje blokjes: ook bij Zierikzee en Amsterdam, maar ook bij steden in alle andere Europese landen.

 De boekdrukkunst was natuurlijk een geweldige impuls voor de wetenschap. Gessner had een uitgebreide bibliotheek. Enkele boeken uit zijn bibliotheek liggen in de vitrines. In de kantlijn heeft hij er soms van alles bij geschreven. Ze werden intensief gebruikt, deze boeken, en vormden de basis voor zijn steeds groeiende kennis én groeiende interesse.

tekening van Conrad Gessner
uit: Historia Plantarum

Gessner gaf les op een speciale opleiding voor predikanten. Want ook dat was een nieuwe ontwikkeling: de reformatie. Op die opleiding werden naast theologie ook natuurwetenschappen gedoceerd, omdat alles deel was van Gods grote schepping. Daarnaast was Gessner arts. In die tijd vormden syfilis en de pest grote bedreigingen. Op allerlei manieren probeerde hij medicijnen te zoeken. Helaas lukte dat niet en werd hij zelf slachtoffer van de pest, 49 jaar oud.

Gelukkig is de pest nu bedwongen. Dat hebben we te danken aan mensen als hij, die wilden weten en begrijpen. De wetenschap ontdekt nog steeds nieuwe dingen om je over te verwonderen. Mijn zoon kan verder borduren op wat mensen als Gessner begonnen zijn. Die kamer van Gessner in Zürich van 500 jaar geleden lijkt even die kamer in Leiden in 2016 ….. en zo gaat het vragen en zoeken, het vergelijken en onderzoeken door!


expositie in Landesmuseum Zürich, nog tot en met 19 juni 2016


donderdag 19 mei 2016

Uitbundige bloesems en stralende oogjes

Met 150 km per uur raas ik door Duitsland. Als ik iets te drinken haal in de restauratiewagon voel ik pas echt hoe snel we gaan. Allemaal verschillende landschappen trekken aan mij voorbij. Grote steden, kleine dorpjes, bossen met slingerende beekjes erdoorheen, heuvels en dalen. Overal waar ik langs kom, zie je dat het voorjaar begint. Sommige bomen hebben al een groen waas, van dat lichte lentegroen. Sommige bomen beginnen lichtrood te kleuren. Andere staan in volle bloei. Die bomen beginnen met de bloemen: al hun takken barsten uit in bloesems. Je ziet alleen nog maar roze of witte bloesems. En er zijn bomen die nog stram en stijf in hun wintertooi staan. Van de buitenkant lijkt er nog niets te gebeuren. Ze lijken dood of onwillig om zich aan het feest van het voorjaar over te geven. Maar misschien hebben ze gewoon wat meer tijd nodig.

Iedere boom begint het voorjaar op zijn eigen manier en eigen tijd. Dat maakt het uitzicht zo mooi: al die verschillende tinten voorzichtig groen met die bloeiende bomen als hoogtepunt. Naast de bomen in bloei zijn er ook forsythia's die een knalgeel accent geven. De levenslust springt eraf, van die bloemen.


Ik ben niet de enige in de trein. Met velen deel ik  een dagdeel deze coupé. Er zit een klein meisje voor me dat nieuwsgierig naar me kijkt. Tussen de banken door gluurt ze naar me en ze maakt er een spelletje van, een soort poppenkast. Ze heeft een brede lach met van die gaten in haar gebit en twinkelende vrolijke ogen. Als ik haar op z'n Zwitsers met 'salut'  groet, groet ze me meteen terug. Niet veel later  heeft ze hele verhalen daar met haar koppie tussen de banken door. Ze praat Frans en ik moet alle zeilen bijzetten om haar te volgen en om uit mijn geheugen Franse woorden op te diepen. Wat heb ik een spijt dat ik Frans destijds heb laten vallen. Dat ik andere talen wel kan, vindt ze interessant. Maar dat ik Frans moeilijk vind, vindt ze wel gek.


Haar kleine zusje komt er even later ook bij en ineens bedenk ik met dat het met mensen net zo is als met bomen. Sommige mensen zitten uren naast je en zeggen niks. Ze lezen de krant, verschuilen zich achter hun laptop, maken geen contact. Anderen komen heel voorzichtig los en je wisselt een paar woorden. Maar er zijn ook bloesemboompjes: uitbundig en vol levenslust. Volwassenen houden zich in, gedragen zich keurig. De ouders van de twee meisjes zijn steeds alert: dar ze niemand lastig vallen. Natuurlijk is dat ook goed. Maar hun enthousiasme, vrijmoedigheid en spontaniteit zijn niet te stuiten. Ze zitten vol levenslust, vol nieuwsgierigheid, vol grapjes. Hun ogen stralen en hun hele gezicht lacht. Het is net als bij de bloeiende bomen. De levensvreugde spat eraf. Zij houden zich niet in, maar bloeien tot in alle hoekjes, tot in de uiterste puntjes.

Als ze na uren kwebbelen uitstappen, zwaaien ze vol overgave. Wat een levenslust en vertrouwen. Dat ze dat mogen houden op hun levensweg. Want naast al die statige nog kale bomen, zijn het de bloesembomen die voorop gaan. Het kleine beetje extra licht en extra warmte brengt hen al in vervoering. Wat wordt de wereld daar mooi van!

donderdag 12 mei 2016

Cirkelen rond het Licht

Vierhonderd jaar staat hij daar al, zijn toren torent hoog boven het dorp uit. Al die eeuwen geeft hij de tijd al aan en klinkt het geluid van de klokken over dorp en dal. Er is daar generaties lang gedoopt, getrouwd en gerouwd. Deze dorpskerk heeft heel wat mensen zien komen en gaan. Generaties lang hebben mensen in hem hun heil in troost gezocht en gevonden. De vele spreuken die op de huizen en op oud meubilair en servies uit deze omgeving te vinden zijn, spreken daarvan. 

Sinds enige jaren kom ik af en toe in dit dorp in het Emmental (ja, dat van de kaas). Een paar dagen rust en ruimte doen een mens goed. Elke morgen en avond ga ik even de dorpskerk in, die elke dag open is. De kerk ademt een sfeer van rust en aandacht. Je kunt er een kaarsje aansteken en een gebedsintentie in een boek schrijven. Ik denk bij het aansteken van het kaarsje aan mijn ouders, die een moeilijke fase in hun leven doormaken.


Een poosje zit ik in de kring rond de kaarsen, voor in de kerk. De grote paaskaars heeft aan de voorzijde een afbeelding van een labyrint: een lange weg die na veel omwegen uiteindelijk in het midden terechtkomt. Dit symbool is ook in Franse kathedralen te vinden en staat symbool voor de levensweg. In het midden van een labyrint wordt vaak een kaars neergezet: symbool van het levenslicht, het licht van de paaskaars, het licht en de liefde van God. Hier op de kaars is dat uitgebeeld door een cirkel van goudkleurige was.

Soms gaat een mens haar/zijn weg in het licht, maar soms ook door mist, schemer of zelfs door het duister. Ziekte, rouw, zorgen om geliefden, onbegrip, wanhoop: in ieder mensenleven zijn er tijden van donker. In het labyrint ben je soms dichtbij het  midden, dichtbij het licht. Maar soms ben je er heel ver van af: ga je ineens naar de uiterste rand van de cirkel. Zo kan dat ook in een mensenleven gebeuren: je weg gaat soms  door het donker, soms in het licht.


Terwijl mijn kaarsje brandt en ik naar het labyrint kijk, besef ik ineens iets wezenlijks. Want al gaan we door het donker: we cirkelen toch om het licht. Hoe ver we ook van het licht af raken, het licht blijft het middelpunt. In een doolhof kun je 'dood lopen': daar zijn wegen die niet verder gaan. Maar in een labyrint brengt elke weg je uiteindelijk bij het licht. We mogen leven in dat besef: dat we cirkelen om het licht en dat elke weg ons uiteindelijk toch weer dichter bij het licht en zelfs  uiteindelijk  in het midden brengt.

Later op de middag kom ik langs de katholieke kerk. Ook daar ga ik even naar binnen. Tot mijn grote verrassing staat daar dezelfde kaars. Hoe verschillend we ook zijn, hierin zijn we gelijk: we zijn in ons leven op zoek naar het licht.

Als ik aan het eind van de dag weer bij de dorpskerk kom, liggen er twee kinderfietsen en een step pal voor de deur, als in de haast neergegooid. In de hal hoor ik kinderen rennen. Binnen zie ik een grootvader met zijn kleinkinderen en er branden vier kaarsjes. Net als ik zijn zij even naar binnen gegaan, hebben ze een lichtje aangestoken voor iemand die hen dierbaar is. Het is mooi dat kinderen die symboliek meekrijgen op hun levensweg. Zo kan die oude dorpskerk weer voor nieuwe mensen een plek van hoop en troost worden. Daar is hij ooit voor gebouwd. En trouw houdt hij aan die opdracht vast, de eeuwen door. Als ik naar buiten ga, slaat de klok zes uur. De fietsjes zijn weg, ieder van ons gaat verder op de eigen levensweg. Maar hoe die weg ook is: we cirkelen rond het licht!





vrijdag 6 mei 2016

Respectvolle verbondenheid

Er staat  een heel hoge muur omheen. Ik kom er wel eens langs, maar binnen was er nog nooit. Het is er altijd stil: de Joodse begraafplaats. Vanmiddag is de deur open: het is vier mei. Een klein groepje mensen staat bij elkaar onder de treurwilg. Achter ons een metersbrede stenen plaat vol namen: allen slachtoffers van het Nazibewind. Er staan oudere mensen op, maar ook heel jonge kinderen. Het is een vreemd contrast: deze prachtige lentedag en alle onrecht die wij hier gedenken.

Bij het monument met de 242 namen van slachtoffers wordt het kaddisj-gebed gezegd. Eerst in het Hebreeuws, dan de Nederlandse vertaling. 'Moge de Barmhartige veel vrede geven en leven, voor ons en heel Israel. Moge de Almomvattende ook vrede brengen voor ons, voor heel Israel en voor de hele wereld'.



Met elkaar gaan we vervolgens naar het monument naast het oude gemeentehuis. De vele handen die er in te zien zijn - kleine en grote -  symboliseren de slachtoffers. Steeds wisselen een paneel met handen en een spiegel elkaar af. In de spiegel zie je de stad en onze groep mensen, deels met keppeltjes op. Ik zie ook mezelf, en zo zijn die vermoorde joodse inwoners van onze stad met mij en het hier en nu verbonden. De panelen vormen samen een zuil in de vorm van een Davidsster.


's Avonds is de herdenking op het van Dronkelaarplein. Samen vormen we een kring om het monument, met ouderen maar ook jongeren en kinderen. De burgemeester houdt een toespraak waarin ze de herdenking verbindt met de huidige vluchtelingenproblematiek. Ik ben onder de indruk van wat zij zegt. Zo stelt ze dat mensen op de vlucht voor oorlog recht hebben op asiel, ook als het er veel zijn.

Hoe kunnen we alle ellende van de Tweede Wereldoorlog herdenken en tegelijkertijd onze ogen sluiten voor slachtoffers van oorlog en terreur in onze tijd? Het zou onecht zijn en oneerlijk – en daarom ben ik blij dat de Syrische vluchtelingen op dit moment genoemd worden. Het gedicht, door een leerling geschreven en voorgelezen, legt diezelfde verbinding: het is gemaakt vanuit het perspectief van een Syrische vluchteling.

Twee jongeren krijgen het woord. Zij vertellen over een project waarbij jongeren van heel verschillende afkomst samen opgetrokken zijn en o.a een reis naar Auschwitz hebben gemaakt. Het is een indrukwekkende verhaal. Want deze jongeren die zo heel verschillend waren, hebben gaandeweg elkaar leren kennen en meer en meer ontdekt hoeveel verwantschap er toch ook tussen hen is. Dit verhaal ontroert mij. Zo zou het altijd moeten: met elkaar omgaan, in gesprek gaan en elkaar leren respecteren.

Dan is het tijd voor de kranslegging. Verschillende groepen en instanties komen naar voren. Er is een krans van de Armeense gemeenschap in Almelo, een van het C.O.C, een krans van de Joodse gemeenschap, een krans van de gezamenlijke kerken naast die van de Turkse moskee en de Turkse gemeenschap. Ineens wordt het me heel sterk bewust: al die bevolkingsgroepen samen vormen onze gemeenschap, samen zijn wij de stad Almelo.

Nooit eerder voelde ik zo sterk die verbondenheid tussen al die verschillende mensen waar onze samenleving uit bestaat. Wij zijn verbonden rond onze vrijheid, die kostbaar is en kwetsbaar. Die vrijheid geeft ons mogelijkheden én verplicht. Wij moeten het samen doen, hier in onze stad Almelo en ook wereldwijd. Onze vrijheid mag niet ten koste gaan van bijvoorbeeld Syrische slachtoffers van oorlog en geweld.

Regelmatig kom ik langs de Turkse moskee en langs de Joodse begraafplaats. Het is allemaal deel van onze stad. Vanavond voel ik mij deel van het geheel en ik ben trots op de stad die sinds anderhalf jaar ook de mijne is. Hier worden woorden gezegd die er toe doen. Hier wordt herdacht én gewerkt aan toekomst. Hier zijn heel verschillende mensen met elkaar verbonden: jong en ouder,  moslim, christen en jood, hetero en homo, vluchteling en Nederlander…. en in die respectvolle verbondenheid kan vrijheid bestaan.





vrijdag 29 april 2016

Niets is voor altijd

De zon schijnt en hoewel het nog fris is, merk je meteen verschil. Ik zit op een bankje en geniet van de warmte van de lentezon. Ik ben niet de enige die van het lenteweer geniet. Kinderen komen langs fietsen, ouders met kinderen in een buggy en mensen met hun hond. Het mooie weer verandert alles: niet alleen de natuur ziet er anders uit, ook de mensen ontdooien. Iedereen heeft een woordje voor me en zo maak ik allerlei praatjes. 

Het is zo warm in de zon dat ik mijn jas uit kan doen. Een vrouw die met haar hond wandelt reageert op de hanger van mijn ketting. Het is een oud symbool: de spiraal.  Die verbeeldt de eeuwigheid: de doorgaande kringloop van het leven. De spiraal is bijvoorbeeld te vinden op heel oude Keltische kunstwerken. Maar ook nu spreekt het symbool. De vrouw zegt: "Die kringloop van het leven, die ervaren we vandaag om ons heen!"

De zon maakt dat de knoppen aan de takken open gaan en de vogels zingen. Kleine voorjaarsbloemetjes kleuren het gras blauw, de slootkant geel. De natuur die maandenlang rustte en dood leek, komt opnieuw tot leven. De vorige keer dat ik deze wandeling maakte, lag er sneeuw en ijs.  Nu ervaar ik de natuur om mij heen heel anders.

ijs in de Ilfis

ontluikende knoppen aan de oever van de Ilfis

Niet overal op de wereld bestaan de vier jaargetijden. Dat bij ons het jaar vier verschillende seizoenen kent, die elk een eigen sfeer hebben, vind ik iets waardevols. Daardoor word je je ervan bewust dat de tijd verder gaat. Ze helpen je de tijd bewust te ervaren. Ieder seizoen heeft een eigen sfeer, eigen kleur, eigen kracht. 


Het voorjaar herinnert ons eraan dat er steeds weer een nieuw begin mogelijk is. Dat het in de winter soms lijkt alsof er geen toekomst is, maar dat er juist uit de stilte en de rust van de winter een nieuw begin groeit. Dat geldt voor  flora en fauna, maar ook voor onszelf.

'Niets is voor altijd', lees ik op een spreukenbord onderweg. Dat is ook wat de seizoenen ons leren: alles is in verandering. Ook wij mogen veranderen. Wij hoeven niet in moeite en zorg te blijven hangen, maar we krijgen nieuwe mogelijkheden aangereikt. Nieuwe kleuren, nieuwe geuren, nieuwe vormen: de lente doet het ons voor.

Later sta ik op een plek waar ik in drie seizoenen al was. Ik maakte foto's in de zomer, in de herfst en in de winter. Nu sta ik hier op de Gurten, de 'huisberg' van Bern, in het begin van de lente. Het is dezelfde plek en toch niet: hier begint in de warme lentezon iets nieuws. De kringloop van het leven is bemoedigend. De lente doet het ons voor: 'Niets is voor altijd'. 


op de Gurten bij Bern

Er zijn situaties in het leven die zo moeilijk en complex zijn, dat een nieuw begin moeilijk is. Maar wie weet kan de lente inspireren tot een kleine kleurverandering, een vlaagje frisse lucht, een bloesem, een teer klein blad. Alleen al het anders tegen de dingen aankijken, verandert soms al veel.


maandag 25 april 2016

Geen tijd!

'Mijn grootmoeder had geen gebrek aan tijd.' Het is de titel van een boek dat ik niet gelezen heb. Tijdgebrek. Grapje: ik kon het in de bibliotheek niet krijgen. Maar alleen al de titel zette mij aan het denken. Want veel mensen hebben een chronisch gebrek aan tijd. Als ik een boek wél kan vinden bij de bieb, heb ik vaak inderdaad geen tijd om het te lezen. Ineens is de uitleentermijn verstreken en moet het boek ongelezen terug.

Wat is dat toch, met ons en de tijd? Het mooie is namelijk dat je er elke dag een zee van krijgt: 24 uur, 1440 minuten. Wát een tijd. Elke dag krijgen we dat voor niks. Hoe kan het toch dat we het niet zo ervaren? 

Nu weet ik niet of het wel klopt dat mijn oma geen gebrek aan tijd had. Ze heeft zeven kinderen en nog pleegkinderen grootgebracht, en dat jarenlang zonder wasmachine, vaatwasser en stofzuiger, zonder supermarkt met gesneden groente en kant en klare toetjes.

Mijn oma en velen van haar generatie hadden hun tijd wel nodig: om sokken te stoppen, truien te breien, kleren te verstellen, brood te bakken en aardappels te schillen. Wat doen wij dan met onze tijd – terwijl ons, dankzij allerlei techniek, zoveel  werk uit handen wordt genomen.

Is het als met geld: als je teveel wilt, heb je altijd te weinig. Wie teveel verlangens heeft, heeft altijd geldtekort. Zou zoiets ook niet voor tijd gelden? Uren en minuten zijn het goud van deze tijd.

In onze tijd zijn er ongekend veel mogelijkheden. De wereld is groot en er is zoveel te doen en te ervaren. Er is voortdurend iets te beleven: buitenshuis, maar ook binnenshuis: de buitenwereld komt onophoudelijk ons huis binnen via de media. Het is geweldig dat onze wereld dankzij internet zo groot geworden is. Maar als we teveel willen, geeft dat een enorme onrust in ons leven en kunnen we nergens meer echt van genieten. 


We willen veel, en dat willen we ook nog allemaal tegelijk. In onze levens lopen de dingen vaak wat door elkaar. Tijdens ons werk checken we facebook, en thuis op de bank zijn we werkmails aan het beantwoorden. Onze levens hebben vaak niet meer zo'n duidelijke structuur en we hebben geen vast dagritme. We wisselen het niet meer goed af: tijd om te werken en tijd om te ontspannen. In mijn jeugd waren de zondagen heel anders dan de andere dagen. Dan was er tijd en aandacht, rust en ruimte en we trokken als gezin samen op. Een dag geen stress, maar tijd om te genieten.

Wanneer we het ene doen en tegelijkertijd aan het andere dat ook nog moet denken, worden we opgejaagd en gaan we fouten maken. Dan loopt alles te veel doorelkaar. Het helpt als we structuur hebben in onze dag, in onze bezigheden. Vanuit de Benedictijnse spiritualiteit zijn er enkele belangrijke vaardigheden die helpen met het omgaan met tijd:

Allereerst is het de kunst van het beginnen:  dingen niet uitstellen, je niet af laten leiden. Dan is er de kunst van het ophouden: niet steeds doorgaan maar van ophouden weten. En daartussen in: de kunst om dingen  zorgvuldig en met aandacht te doen. Het gaat dus om een soort bewuste drieslag: – beginnen – erbij blijven – afronden. Dan doe je dingen niet in haast, maar met aandacht en toewijding.

Mijn grootmoeder leefde in een tijd waarin brieven met de hand werden geschreven. Er was tijd om bestek te poetsen en om meubels in de boenwas te zetten. Sokken werden zelf gebreid, de gaten gestopt. Er was zeker niet minder werk. Wel werkzaamheden waarbij je ontspande . En daardoor misschien wel minder onrust. En zeker meer ritme. Laten we in dat opzicht toch eens terug gaan in de tijd. Om zodoende dingen met aandacht te kunnen doen, in een ritme van tijd van werken en tijd om te rusten, tijd van belasting én tijd van ontspanning.

Over benedictijns timemanagement: Een volle agenda, maar nooit druk. Geschreven door Denise Hulst.

woensdag 13 april 2016

Onzichtbaar maar aanwezig

Na de verwachte aankomsttijden en reclame voor uitjes met de trein verschijnt er ineens een zin die mijn aandacht trekt. Ik zit in de trein en het scherm met reizigersinformatie hangt precies in mijn blikveld. Er staat:

"Sta op voor iemand die moeilijk ter been is of als iemand daar om vraagt. Niet elke handicap is immers zichtbaar."

Dat laatste is bijzonder. Want wij oordelen onbewust meteen met onze ogen. Als iemand een been in het gips heeft, hebben we medelijden. Maar als iemand niet kan werken en je niets aan hem/haar ziet, dan denken wij al gauw: die wíl zeker niet werken!


In mijn werk als predikant kom ik vaak mensen tegen die worstelen met hun gezondheid maar die er prima uitzien. Stemmen in je hoofd, depressies, chronische pijn: het kan ontzettend bepalend zijn, maar tegelijkertijd voor een ander onzichtbaar. 

De buitenkant van een mens is heel belangrijk en daar doen we ook ons best voor: kledingwinkels, kappers, schoonheidspecialisten en zo nog veel meer anderen leven ervan. Het is natuurlijk prima om je best te doen voor de buitenkant. Het oog wil ook wat. En: wie mooie kleren draagt of net naar de kapper geweest is, voelt zich ook anders. Maar we moeten ons realiseren dat iemands uiterlijk niet alles zegt. Het is als met een winkel: niet alles staat in de etalage. 

Mensen lopen niet graag te koop met hun ellende of verdriet. Chronisch zieken willen niet steeds als patiënt behandeld worden. Op het eerste gezicht kun je mensen niet beoordelen. Daarvoor weet je dan te weinig van ze. 

Terwijl ik dit schrijf kijk ik uit het raampje en zie mensen op een station in- en uitstappen. Ik betrap me erop dat ik, terwijl ik aar ze kijk, oordeel. Het gaat automatisch, onbewust. En dat terwijl ik niet meer van deze mensen weet dan hoe ze er op dat ene moment uitzien. 


Ieder mens heeft zijn/haar eigen worsteling en pijn, vaak voor anderen verborgen. En ieder mens heeft ook haar/zijn eigen kracht en talent. Ook dit laatste is lang niet altijd zichtbaar. Sommigen laten dat wel makkelijker zien; anderen zijn daar te bescheiden of onzeker voor.

Onze dochter zoekt werk. Zij wordt voortdurend afgewezen. Laatst hoorden we bij een bedrijf toevallig hoe dat gaat: als je uit een bepaalde wijk komt, wordt je brief aan de kant gelegd. Het schrijnendste was, dat degene die dit vertelde, zelf in die wijk opgegroeid was. 

In de krant was laatst uitgebreid aandacht voor mensen die solliciteren, maar een buitenlandse naam hebben. Soms zijn ze hier geboren en getogen, soms maken ze al jaren deel uit van onze cultuur. Maar hun brief komt bij de stapel: afgewezen. Louter vanwege die naam. Terwijl iemand die zich met moeite onze taal en cultuur eigen gemaakt heeft, wel eens veel meer doorzettingsvermogen en inzet zou kunnen hebben, dan iemand die het zomaar cadeau gekregen heeft.

Door te oordelen op de buitenkant, doe je de ander tekort. Maar uiteindelijk ook jezelf. Want je mist ook de talenten van die ander. Ik houd mijn dochter voor dat zij het niet is, die stom is. Het zijn al die bedrijven die haar afwijzen, op het eerste gezicht. Ze weten niet half wat ze laten lopen.


Niet elke handicap is zichtbaar. Niet elk talent is zichtbaar. Laten we toch eens wat minder op het eerste gezicht oordelen. Want iedereen heeft haar eigen worsteling, maar ook haar eigen kracht! 

dinsdag 5 april 2016

Insteken, omslaan ....

Een lange draad zo draaien dat het een lapje wordt: dat is breien. Het is iets wonderlijks!  Dat iemand dat ooit bedacht heeft. Het breien kwam rond 1580 vanuit Spanje naar Nederland. Ik ben bij een expositie over 'breien' in het Fries Museum in Leeuwarden. Een grof gebreid kindersokje uit 1580 ligt daar in de vitrine, maar ook een ragfijn gebreide floddermuts: haast alsof het kant is.

kindersokje uit 1580

Breien was soms een luxe tijdverdrijf voor dames in goeden doen – soms ook pure noodzaak. Mijn oma en haar generatie breidden truien, jurkjes, hemdjes, mutsen, sokken en noem maar op. De Groningse oppas van onze kinderen had zoveel gebreid dat het een heuse berg zou worden als je het op zou stapelen.  Inmiddels is zij al vijftien jaar overleden, maar haar truien houden ons nog warm.

De draad waarmee zij breidde, verbindt ons met haar. En zo is het ook met de Achterhoekse oppas en met mijn schoonmoeder. De sokken en sjaals zij breidden houden ons verbonden met elkaar. Een trui uit een fabriek of sokken uit de supermarkt zijn onpersoonlijk en hebben die notie van verbondenheid niet. Misschien dat ze daarom ook niet meer gestopt worden en zomaar weggegooid.

Dat iemand met eigen handen iets gemaakt heeft, dat die draad door haar handen gegaan is, dat is iets kostbaars. Insteken, omslaan, doorhalen .. af laten gaan. Mijn moeder heeft babykleertjes die mijn oma en overgrootmoeder voor mij gebreid hebben. Ik stel me voor hoe ze zich al breiend verheugden op dit nieuwe leven. Hoe ze fantaseerden over hoe ik zou zijn, hoe ze zich al breiend met mij verbonden voelden.

vitrine uit de expositie: schipperstrui

Breien is een 'handwerk' dat enige tijd uit de gratie was. Op de basisschool van mijn kinderen was ik breimoeder en breiden de kinderen in groep 7 sjaals voor hun knuffels. Dat vonden ze heel lastig en het duurde wekenlang. Wat een verschil: vroeger moest je als klein meisje elke dag een bepaald aantal toeren breien voordat je mocht gaan spelen.

Tegenwoordig is breien ineens weer in de belangstelling. In Ezinge zagen wij bomen met bijzondere breiwerken omkleed. Een tijdje geleden werden gebreide kerstballen een hit, dankzij de Noorse Arne en Carlos. En nu is er dus zelfs een expositie aan gewijd. Ik zag de aankondigingen daarvoor op grote billboards op het station en mijn nieuwsgierigheid was gewekt. Want ik ben nooit op de mode geweest en heb altijd gebreid. Onze kinderen hullen zich dagelijks in de lappendekens die in de laden onder onze bank te vinden zijn. En als het koud is, komen de gebreide sjaals tevoorschijn.

bebreide boom in Ezinge

Rond het brei-project van het Fries Museum hebben kinderen op de lagere scholen  In Friesland onder aanvoering van het Fries Museum leren breien. Van de lapjes werden 'lappions' gemaakt: een soort lampions van gebreide lappen. Ze hangen feestelijk in de grote hal van het museum. 

'lappions', gebreid door kinderen op basisscholen in Friesland

Breien is geen noodzaak meer, maar kan wel een manier zijn om creatief te zijn. Iets met je handen doen, is naast al het werken met ons hoofd een goede afwisseling die ons kan helpen om te 'aarden'. Dat hoeven niet altijd sokken te zijn, het kan allerlei creatieve vormen aannemen.

Juist een handwerk als breien is iets rustgevends. Steek voor steek, steeds diezelfde beweging: insteken, omslaan, doorhalen en af laten gaan …. Het geeft voldoening als er iets onder je handen groeit; iets moois, iets dat je kunt gebruiken, iets warms en zachts. Vroeger werd er op de vrouwenvereniging in Nieuw-Beerta driftig gebreid, terwijl er werd voorgelezen. Misschien een nieuwe vorm van meditatie?


De expositie 'Breien!' in het Fries Museum Leeuwarden is te zien tot en met 28 augustus.

Zie ook: http://veelstemmiglicht.nl/handwerk/


vrijdag 11 maart 2016

De kringloop van het leven

Glanzend hangen ze aan nylon draadjes: gouden sieraden ingelegd met edelstenen. Vele honderden jaren hebben ze verborgen gezeten in de aarde ergens bij een onbeduidend dorp. Ze zijn er met opzet verstopt in een kruik of met een dode meegegeven als grafgift. En nu zijn ze weer aan het licht gekomen en stralen in hun vitrine als toen in de Middeleeuwen.

goudschat van Wiuwert uit de zevende eeuw

Ik ben bij een expositie in Leeuwarden over Middeleeuws goud. De kostbare voorwerpen zijn omhoog gekomen bij het ploegen of bij het afgraven van Friese terpen. Deze hoogten, ooit gebouwd om mensen te beschermen tegen het water, verbergen heuse schatten.

De sieraden zijn heel verfijnd gemaakt en met prachtige details. Sommige zitten vol symboliek. Deze sieraden en munten zijn door alle eeuwen heen bewaard gebleven. Ze geven ons een inkijkje in een ver en onbekend verleden. 

Wat die mensen in dat verre verleden en mij met elkaar verbindt, is dat we van mooie dingen houden.  Het ontroert mij dat er mensen zijn geweest die deze ringen aan hun vinger droegen, deze spelden op hun kleding.

Veel sieraden van toen zijn van hand tot hand gegaan en op een gegeven moment omgesmolten tot iets nieuws. Goud is een kostbare grondstof en wordt steeds opnieuw gebruikt. Misschien, suggereert de tekst bij de expositie, is dat goud wel terechtgekomen in de ring die jij nu om je vinger draagt. 

fibula uit Wijnaldum, 600 na Chr

Doordat ik nu naar die oude sieraden kijk, ben ik met hen verbonden die deze sieraden gedragen hebben. Maar ook op die andere manier ben ik met hen verbonden: door de kringloop van het leven. Alles wat er nu is, was eerst iets anders. De dingen krijgen een nieuwe vorm, veranderen met de tijd. Het goud van mijn ring is ooit ontstaan diep in de grond, opgegraven, gesmolten en omgesmolten, door vele handen gegaan en nu een ring aan mijn vinger. Zo word ik bepaald bij de eeuwenlange geschiedenis waar ik - even - deel van uit mag maken. Wie weet waar het goud van mijn ring ooit weer terecht zal komen.

De Friese terpen: vol verborgen schatten, stille getuigen van een ver verleden. Laten we zó leven dat er voor wie na ons komen ook schatten te vinden zijn. En dan bedoel ik geen nucleair afval of chemische vervuiling in de grond. Wat willen we de generaties na ons nalaten? Laten dat dingen zijn waar ze zich over kunnen verwonderen en waar ze blij van worden – zoals ik daar in Leeuwarden. Laten dat dingen zijn waar zij weer mee vérder kunnen: dat de kringloop van het leven door kan gaan!



De expositie 'Goud - gevonden schatten uit de middeleeuwen' is nog tot 6 juni 2016 te zien in het Fries Museum in Leeuwarden. Aanbevolen!