vrijdag 17 februari 2012

Witte wereld

Inmiddels is de witte wereld weer groen geworden. Onder de sneeuw die lag te fonkelen in de zon komt onze tuin wat groezelig tevoorschijn. Het is nu veel gemakkelijker allemaal, maar het is ook wel jammer dat de sprookjesachtige schoonheid weer verdwenen is.

Het oogverblindende wit, het geluid van lopen in de sneeuw, de vlokken die sierlijk naar beneden komen, de ijsbloemen op de ramen: het herinnert mij aan mijn jeugd. Het roept het kind in mij wakker: glijden op de stoep, dansen met de sneeuwvlokken, sneeuwballen gooien. De schaatsen komen van zolder en zo sta ik wiebelend op die smalle ijzers op het bevroren water van het Grieze Veen.

Het is wonderlijk, deze metamorfose van water: glad en hard en sterk genoeg om mij te dragen. In het ijs dat wel zwart lijkt zijn soms luchtbellen gevangen. Af en toe hoor je een geheimzinnig geluid van ‘gene’ zijde, van onder het ijs. Je ziet het landschap van de andere kant: omringd door riet en bomen sta ik midden op de plas.

ijskrullen


Ik kan niet schaatsen, niet echt. Maar af en toe voel ik even hoe het bedoeld is: het wonder van de soepele beweging en de gladheid van het ijs die je vleugels geeft. Ik geniet van het uitzicht, de stilte, en later als er meer mensen komen van het plezier van jong en oud. Het geluid van lachende kinderen klinkt samen met het geluid van schaatsen op het ijs.

In Deventer heb ik geschaatst op de uiterwaarden. Ook daar die vrolijke sfeer. Je waant je in een schilderij van Hendrick Avercamp. De oude huizen en torens van de stad Deventer op de achtergrond, en al die vrolijkheid op het ijs: hoe anders ook in deze heel andere tijd, toch is er niets veranderd. Het plezier, de uitgelatenheid, de gezelligheid en de verbondenheid: dit alles ervaar je in het jaar 2012 net zo als de mensen dat in het jaar 1600 ervaren zullen hebben. Wildvreemde mensen helpen je als je gevallen bent, anderen maken een praatje en het lijkt wel of al die mensen ontspannener zijn dan anders. In veel meer mensen wordt het kind dat diep in henzelf verborgen is, door sneeuw en ijs gewekt.

Als ik mijn ogen dicht doe, ben ik terug in een ver verleden waarin ik met mijn vader schaatste op het Leekstermeer. Kostbare herinneringen. Als ik mijn ogen opendoe welft de blauwe hemel zich over mij heen. Dit uurtje is een kleine adempauze in de tijd. Even schaats ik mij los van alle verantwoordelijkheden en van alles wat moet. Hier is een kleine oase van licht en ruimte. Ik ben geen wedstrijdschaatser. Maar ik doe aan ‘meditatief schaatsen’: koud, maar hartverwarmend.