Er staat een heel
hoge muur omheen. Ik kom er wel eens langs, maar binnen was er nog nooit. Het
is er altijd stil: de Joodse begraafplaats. Vanmiddag is de deur open: het is
vier mei. Een klein groepje mensen staat bij elkaar onder de treurwilg. Achter
ons een metersbrede stenen plaat vol namen: allen slachtoffers van het
Nazibewind. Er staan oudere mensen op, maar ook heel jonge kinderen. Het is een
vreemd contrast: deze prachtige lentedag en alle onrecht die wij hier gedenken.
Bij het monument met de 242 namen van slachtoffers wordt het
kaddisj-gebed gezegd. Eerst in het Hebreeuws, dan de Nederlandse vertaling.
'Moge de Barmhartige veel vrede geven en leven, voor ons en heel Israel. Moge
de Almomvattende ook vrede brengen voor ons, voor heel Israel en voor de hele
wereld'.
Met elkaar gaan we vervolgens naar het monument naast het
oude gemeentehuis. De vele handen die er in te zien zijn - kleine en grote
- symboliseren de slachtoffers. Steeds
wisselen een paneel met handen en een spiegel elkaar af. In de spiegel zie je
de stad en onze groep mensen, deels met keppeltjes op. Ik zie ook mezelf, en zo
zijn die vermoorde joodse inwoners van onze stad met mij en het hier en nu
verbonden. De panelen vormen samen een zuil in de vorm van een Davidsster.
's Avonds is de herdenking op het van Dronkelaarplein. Samen
vormen we een kring om het monument, met ouderen maar ook jongeren en kinderen.
De burgemeester houdt een toespraak waarin ze de herdenking verbindt met de
huidige vluchtelingenproblematiek. Ik ben onder de indruk van wat zij zegt. Zo
stelt ze dat mensen op de vlucht voor oorlog recht hebben op asiel, ook als het
er veel zijn.
Hoe kunnen we alle ellende van de Tweede Wereldoorlog
herdenken en tegelijkertijd onze ogen sluiten voor slachtoffers van oorlog en
terreur in onze tijd? Het zou onecht zijn en oneerlijk – en daarom ben ik blij
dat de Syrische vluchtelingen op dit moment genoemd worden. Het gedicht, door
een leerling geschreven en voorgelezen, legt diezelfde verbinding: het is
gemaakt vanuit het perspectief van een Syrische vluchteling.
Twee jongeren krijgen het woord. Zij vertellen over een
project waarbij jongeren van heel verschillende afkomst samen opgetrokken zijn en
o.a een reis naar Auschwitz hebben gemaakt. Het is een indrukwekkende verhaal.
Want deze jongeren die zo heel verschillend waren, hebben gaandeweg elkaar
leren kennen en meer en meer ontdekt hoeveel verwantschap er toch ook tussen
hen is. Dit verhaal ontroert mij. Zo zou het altijd moeten: met elkaar omgaan,
in gesprek gaan en elkaar leren respecteren.
Dan is het tijd voor de kranslegging. Verschillende groepen
en instanties komen naar voren. Er is een krans van de Armeense gemeenschap in
Almelo, een van het C.O.C, een krans van de Joodse gemeenschap, een krans van
de gezamenlijke kerken naast die van de Turkse moskee en de Turkse gemeenschap.
Ineens wordt het me heel sterk bewust: al die bevolkingsgroepen samen vormen
onze gemeenschap, samen zijn wij de stad Almelo.
Nooit eerder voelde ik zo sterk die verbondenheid tussen al
die verschillende mensen waar onze samenleving uit bestaat. Wij zijn verbonden
rond onze vrijheid, die kostbaar is en kwetsbaar. Die vrijheid geeft ons
mogelijkheden én verplicht. Wij moeten het samen doen, hier in onze stad Almelo
en ook wereldwijd. Onze vrijheid mag niet ten koste gaan van bijvoorbeeld Syrische
slachtoffers van oorlog en geweld.
Regelmatig kom ik langs de Turkse moskee en langs de Joodse
begraafplaats. Het is allemaal deel van onze stad. Vanavond voel ik mij deel
van het geheel en ik ben trots op de stad die sinds anderhalf jaar ook de mijne
is. Hier worden woorden gezegd die er toe doen. Hier wordt herdacht én gewerkt
aan toekomst. Hier zijn heel verschillende mensen met elkaar verbonden: jong en
ouder, moslim, christen en jood, hetero
en homo, vluchteling en Nederlander…. en in die respectvolle verbondenheid kan
vrijheid bestaan.