Ehret die Frauen, sie flechten und weben himmlische Rosen ins irdische Leben.
Eer aan de vrouwen, zij vlechten en weven hemelse rozen in het aardse leven.
Eer aan de vrouwen, zij vlechten en weven hemelse rozen in het aardse leven.
foto: Auke-Florian Hiemstra |
Wat zouden die hemelse draden zijn? Liefde misschien, of aandacht, troost, een compliment, een arm om een schouder, een zoen op het hoofd, een lied tegen het donker, een schoot om op te zitten, een vrolijke lach, een luisterend oor, een moedige keuze of een doortastende daad? Hemelse draden heb je denk ik in alle soorten en maten en ze geven rozen in allerlei kleuren.
Maar toch is er iets in deze spreuk wat naar mijn gevoel niet klopt. Want het mogen dan wel vrouwen zijn die in de geschiedenis de meeste ervaring hebben met vlechten en weven, maar dat is toch zeker niet alleen aan vrouwen voorbehouden? En in de overdrachtelijke zin mag het al zeker voor ieder mens gelden; man én vrouw. Het aardse én het hemelse met elkaar verweven en vervlechten: wij állen worden uitgenodigd om daaraan bij te dragen.
Met de spreuk in mijn opschrijfboekje en een hoofd vol gedachten ga ik de winkel weer uit. Wie weet welke rozen er in het weefwerk van deze dag zullen verschijnen!