donderdag 9 augustus 2012

Over de rivier


Sinds onze dochter in Deventer woont, kom ik vaker in deze mooie stad. Langzamerhand leer ik er de weg wat kennen en ik geniet van de vele mooie oude huizen, gevelstenen en kerken. Onze dochter woont in de binnenstad, tussen de Lebuïnus en de IJssel, zodat ik  meestal met het pontje de stad in kom.

Zo’n voetveer heeft iets. Als je aankomt ligt hij aan de overkant of hij vaart juist over. Soms is de IJssel bijna oeverloos breed en is de overtocht langer. Nu is de IJssel weer smal, maar nog steeds een machtige rivier. Verderop zijn bruggen: aan de ene kant de spoorbrug, aan de andere die voor auto’s en fietsers. In onze tijd is het niet zo moeilijk om een rivier over te steken.


Maar als je daar zo staat te wachten, aan dat brede water, besef je dat het zonder al die hulpmiddelen een behoorlijk onoverkomelijke hindernis is. Een rivier was dan ook een natuurlijke grens. Op veel plekken is dat ook nog letterlijk het geval.

Het is daarom niet voor niets dat rivieren in oude verhalen symbool staan voor een grens. In bijbelverhalen heeft bijvoorbeeld de rivier de Jordaan een dergelijke symbolische functie. Bij het verhaal over Jakob en Esau is het de Jabbok, waar Jakob overheen moet om terug te keren naar huis. Maar hij moet ook een andere grens overschrijden: de ruzie en vervreemding die er tussen hem en zijn broer is ontstaan, en zo ook tussen hem en God. Het is een bijzonder verhaal waarin Jakob de strijd aan gaat om de grens over te gaan. (Genesis 32: 22-32)

Naar de overkant van een rivier gaan, betekent: iets nieuws beginnen. Het is dan ook niet verwonderlijk dat het pontje mij altijd een wat feestelijk gevoel geeft: je laat als het ware iets los en maakt een nieuwe start .In alle hectiek van het leven is zo’n pontje een mooie overgang van de ene naar de andere fase. Je kunt daar, in de wind en op het water, waar je vandaan komt loslaten en je richten op de andere oever. Daar torent de Lebuïnus hoog  boven de stad uit. “Fide Deo” roept de toren mij toe, “Vertrouw op God”! In alle vele dingen die ons bezighouden is dat iets goeds om aan herinnerd te worden.

de Lebuïnus 

In onze tijd zijn er eigenlijk te weinig van die ‘overgangsmomenten’, van die momenten waarop je even kunt rondkijken, mijmeren, ontspannen ... Wij hollen van het een naar het ander en geven onszelf niet de tijd om het ene moment met aandacht af te sluiten en het volgende met aandacht te beginnen. Dit pontje is zo’n overgangsmoment: een stukje rust en bezinning op het water.

Vanuit een retraite in het klooster van Grandchamp in Zwitserland nam ik een tekst mee. Christianne Méroz, zuster van Grandchamp schrijft in haar boek  ‘De mystiek van het dagelijkse’:

In de loop van elke dag moeten we zorgvuldig omgaan
met de momenten van verwondering.
We mogen steeds weer “kleine sabbats” inlassen
waarin een gebed, een zegenbede of lofprijzing
een natuurlijk vervolg op onze activiteit zal worden.
Weer ademhalen in de Adem.
Want het is goed om de tijd te nemen
om na elke parel
in het snoer van activiteiten
een knoop te leggen
om, mocht het breken en teleurstellen, te voorkomen
dat alle parels verloren gaan.

Deze overtocht is zo’n moment: een “kleine sabbat”, een lofprijzing. Dergelijke momenten zouden we vaker een plek moeten geven in ons  dagelijks leven. Door even een kaars aan te steken en erbij te gaan zitten, door een lied te zingen of even een kerk binnen te lopen en even stil te zijn. Zodat we daarna, vol vertrouwen, weer verder kunnen:” Fide Deo”, vertrouw op God.

Het pontje over de IJssel