vrijdag 9 augustus 2019

De cyclus van het leven

Dit blog schreef ik vorig voorjaar. Inmiddels zijn mijn vader en de oude vriendin van mijn ouders gestorven. 

Een week lang trek ik door Zwitserland. Niet van berg naar berg, maar van seniorenwoning naar verpleeghuis. Ik bezoek ooms en tantes en vrienden van mijn ouders. Je kunt merken dat ze in een andere fase aanbeland zijn: die waarin het leven niet meer zozeer een gave is, maar een opgave wordt. 

Oud worden lijkt mooi, maar oud zijn is niet altijd makkelijk. Het is een periode van los moeten laten, van verlies, van afhankelijk zijn van anderen. Je moet meer en meer accepteren dat de dingen niet gaan zoals jij graag zou willen. 

Iedereen wil je wel helpen. Maar als je bijna niets meer kunt zien, is dat soms ingewikkeld. Want als een ander heel goed bedoeld jouw spullen opruimt, kun jij ze niet meer vinden. Want jij vindt de dingen niet omdat je ze ziet, maar omdat ze altijd een vaste plek hebben in de kastjes.  En alles duurt lang. Een wandeling naar de supermarkt op de hoek duurt uren: omdat je steeds uit moet rusten en omdat je in de winkel weinig ziet en alles moet vragen. 

Bijna honderd is deze vriendin van mijn ouders. Haar wereld was altijd heel groot vanwege haar interesses en haar grote betrokkenheid bij familie en vrienden én bij uiteenlopende maatschappelijke kwesties. Nu wordt die wereld heel erg klein. Zij kan geen zin meer in haar leven zien en vraagt zich af waarom mensen dankzij de medische wetenschap zó oud moeten worden. Zij ziet het leven als een beweging: opkomen, groeien en bloeien, vrucht dragen, en vervolgens verlies je je kracht en is er de neergang. Ze voelt zich gevangen in die laatste fase die maar geen einde krijgt.

Een tante heeft nog een redelijk goede gezondheid. Wel is ze heel langzaam geworden en moet ze haar tempo steeds aanpassen: in het lopen, maar ook in het denken. Haar grote verdriet is dat ze haar beide kinderen verloren heeft. Zij leeft van de goede herinneringen maar voelt ook vaak heimwee naar hen. Dapper zoekt zij een weg door het leven dat zo anders geworden is.

Een studievriend van mijn vader, mijn peetoom, woont in een verpleeghuis. Hij is een uiterst veelzijdig mens: wiskundige, een getalenteerd vioolspeler en hij heeft grote interesse in taal en cultuur. Enkele jaren geleden nog reisde hij naar China, een voor hem totaal nieuwe cultuur. Maar inmiddels maakt hij geen reizen meer,  zijn viool heeft hij weg gegeven en hij schrijft geen wiskundige artikelen meer. Iets van zijn veelzijdigheid komt terug in onze gesprekken, maar alles gaat zo langzaam en vertraagd. Hij voelt zich afgeschoven, weggestuurd uit de wereld waar hij thuis was en van hield.

Al deze verhalen komen erg dichtbij. Want thuis zijn mijn ouders waar ik mij zorgen om maak omdat ook zij in deze ingewikkelde fase van het oud zijn zitten. Ik moet even op adem komen, en na het bezoek aan de studievriend van mijn vader besluit ik te voet verder te gaan, langs het meer. 

Het is voorjaar en de vogels fluiten onafgebroken. Het bos waar ik doorloop is vol gefluit, geritsel en leven: alles is in beweging naar een nieuw begin. Jonge bomen krijgen knoppen, bloemen bloeien: alles barst uit in een nieuw begin. Tussen al dat nieuwe leven liggen oude bomen bemost op de grond. 


Zo is de natuur: de cyclus van kiemen, groeien, bloeien, vrucht dragen en sterven. De generatie onder mij, mijn kinderen, zijn in de fase van groeien en bloeien. De generatie boven mij is aan het einde van de cyclus beland. Deze creatieve, sterke, geïnteresseerde, begaafde en bijzondere mensen moeten meer en meer loslaten. Het is een intense ervaring, vol van bijzondere herinneringen en van heimwee naar wat steeds meer voorbijgaat. 

Bij de ingang van het verpleeghuis waar mijn peetoom woont, staat de veelzeggende spreuk: 


Oude mensen zijn jonge mensen die oud geworden zijn.

Samen met een tante bekijk ik oude fotoalbums. Foto's vol sterke jonge mensen die hun leven opbouwen. Deze mensen, eens sterk en krachtig,  zijn op velerlei wijze van betekenis geweest zijn voor anderen, voor onze wereld, in hun vakgebied. Nu zijn het kwetsbare ouderen met rollators, rolstoelen, met alle traagheid en beperkingen.

De oude bomen in het bos hebben hun bijdrage geleverd en nu nog geven zij voeding aan jonge boompjes, vogels en insecten. Zo heeft ook de generatie boven mij dat gedaan en doen dat nog. Ook nu zetten de gesprekken met hen mij aan het denken en voeden mij. 

In alle kwetsbaarheid zie ik ook hun kracht, hun levenswijsheid, hun acceptatie van wat hen overkomt en hun zoektocht naar wat hen nog energie kan geven en met anderen verbindt. Zonder de oude bomen zouden de jonge niet groeien, was er geen leven in het bos. De eekhoorn die mij vanuit een gat in een boom aankijkt, de gele vlinder die langs fladdert, de vogels die hun nesten bouwen: het is dankzij al dat jonge leven dat oud geworden is. En zo laat ik mij meenemen, het voorjaar in.