donderdag 4 augustus 2011

Een lied van dankbaarheid

Voor de deur van het vakantiehuisje verzamelen zich de kippen en de haan. Nieuwsgierig kijken ze naar binnen en als de deur een poosje openstaat vullen ze stapje voor stapje het halletje. Er vliegt een zwaluw naar binnen, en sierlijk glijdt de vogel de kamers door, op zoek naar de uitgang.

We zijn allemaal moe van het feest van de vorige dag. De rest van de familie ligt te slapen. Maar ik jaag de kippen naar buiten en stap over de drempel. Wat is het hier stil, en wat is hier een ruimte. Zo´n wijde hemel die zich over je welft, geeft mij een groot thuisgevoel. Het verbaast me, omdat ik zo geniet van de Gelderse bossen waar ik nu woon. Maar dit is het landschap van mijn jeugd: die weidsheid, de ruimte, de hemel, de wolken, de sterren .. Toen wij verhuisden naar de Achterhoek hadden we vanuit onze woonkamer zicht op grote bomen, een grote witte villa, en nog meer bomen. Wat een contrast met ons huis in Groningen, waar we kilometers ver konden kijken, waar we de zon zagen ondergaan, de maan zagen opgaan en de sterren helder waren. In het nieuwe huis vloog het me aan: geen uitzicht, geen ruimte. Gelukkig was er één plekje, waar je een stuk hemel kon zien. Dat werd mijn vaste plekje, met zicht op de hemel.

kerkje Fransum, foto: Marie Fiege
Hier, op die Groninger wierde van Fransum heb je overal zicht op de hemel. Op de Veluwe, waar we nu wonen, zie je er meestal maar een beperkt stukje van. Siebe zei gisteren tijdens het feest: op de Veluwe zien mensen maar een klein stukje van die grote weidse hemel, en daarom geloven ze daar dat de hemel ook maar voor een beperkt aantal mensen toegankelijk is. Maar hier in het Groninger land is de hemel zo weids, dat er ruimte is voor iedereen.

Stilletjes staat het kerkje van Fransum achter het hekje. Binnen is er nog een zachte echo van alle vrolijkheid van het feest van gisteren, en het hele kerkje straalt warmte en verbondenheid uit. Hier in dit kerkje ga je vanzelf zingen. Het lied dat we gisteren zongen, klinkt nog in mij door. En hier, in dit stille kerkje zing ik het:

De zon is de wereld dankbaar dat zij zó naar hem uitziet.
De mensen zijn dankbaar de zon dat hij rood uit de nacht komt.
Dankbaar het koren de akker dat het mag kiemen en dragen;
en hun kinderen dat zij het eten –
dat wij nog leven dat het nog draagt dat wij het eten.

Oh mensheid, begroet de liefde dat wij heden nog leven.
zaai sterren van liefde, een tuin waar jij morgen zal leven.
Liefde je bed en je tafel dat het mag lukken en duren;
en de sterren dat zij het zingen –
dat wij nog leven   dat het nog duurt   dat wij het zingen.

(een lied van Huub Oosterhuis en Antoine Oomen)

Ik ga achter het orgel zitten en speel. Moeiteloos vullen de klanken de ruimte. Even staat de tijd stil. Ineens hoor ik iets. Er is iemand binnen gekomen, naar blijkt een fietser, gelokt door de klanken van het orgel. We komen aan de praat. Hoe verschillend we ook zijn – ik predikant, hij atheïst – allebei vinden we iets in dit kleine kerkje.

Het is een bijzondere ontmoeting, daar in die stille kerk. We praten over hoe mensen veranderen in de loop van hun leven, hoe je je ontwikkelt in een bepaalde richting. En hij vertelt, hoe hij, nu hij ouder wordt, steeds meer beseft hoe belangrijk en invloedrijk die eerste jaren van je leven zijn. Lange tijd denk je als jongere, dat het gaat om je eigen leven, straks, op jezelf. Maar als je ouder wordt besef je dat al die dingen, bijvoorbeeld van je studententijd - hoe indrukwekkend ook - niet datzelfde impact hebben als die eerste jaren van je leven. Hoe je je leven begint, legt een durende basis onder alles wat nog komt.

Wanneer de fietser weer verder fietst, en ik weer orgel speel, besef ik hoe rijk ik ben. Het fundament onder mijn leven is vol muziek, liefde, creativiteit, zorgzaamheid en schoonheid. Daar mag ik op verder gaan, een leven lang. Achter mij gaat de deur van het kerkje dicht. Ik stap de stille weidsheid weer in. Maar in mijzelf zingt het lied van de dankbaarheid verder.