donderdag 12 mei 2011

Zingen

Alles wat ik zeker weet, dat zing ik, zei Claudia de Breij in haar voorstelling ‘Hete vrede’. En ze zong over de liefde. Als het andere is tijdelijk – alles verandert in deze tijd razendsnel. Maar de liefde, die blijft. De liefde is eeuwig, is onveranderlijk … van alle tijden. Het doet mij denken aan dat beroemde bijbelse loflied op de liefde (I Korinthiërs 13: 1-13)

Al sprak ik de talen van alle mensen en die van de engelen – had ik de liefde niet, ik zou niet meer zijn dan een dreunende gong of een schelle cimbaal. De liefde zal nooit vergaan.

Zingen is voor mij iets wezenlijks. Sommige dingen kun je niet zeggen, wél zingen. Al  zingend stijg je uit boven jezelf en de gebrokenheid van het leven uit. Daarom gaan zingen en geloven hand in hand. Huub Oosterhuis zegt het zo:

Aanstekelijk zingen: ontvonken aan elkaar.
Dat wil ik zien en beleven.
Oefeningen in fantasie, ontroering.
Aldoende groter worden dan je bent.
Ik geloof in gelovige liedjes,
die zeggen wat alleen te zingen is
die weten wat niet te weten is
onverdedigbaar,
zoals alleen een liedje is.

Vaak zeggen mensen: geloven is geloof, omdat het niet zeker weten is. Maar ik denk juist, dat geloven vaak juist wel een zeker weten is, maar dan in de zin van ‘vertrouwen’, op de manier van het zeker weten van de Breij.

Eén liedje raakte mij in het bijzonder: ‘Jouw liedje’ over de geboorte van een kind. Het gevoel van zo’n pasgeboren kind op je borst, dat vergeet je nooit.

Mijn hart sloeg even over,
toen dat van jou begon.
Ik kon het niet geloven,
niet geloven dat het kon.
Als er nu een wedstrijd was,
een wedstrijd tussen mij, en de zon,
wie het hardste stralen kon,
dan denk ik dat ik won.

Ik kreeg je in mijn armen.
Ik hield je heel goed vast.
Ik hield je lekker warm,
je was nog in je blote bast.
Jij moest heel hard huilen,
en ik deed heel zachtjes mee.
Ik was zo blij,
met je lijfje op mijn lijf
en je hart op dat van mij.

Want als jij je hartslag voelt,
dan voel je die van mijn mij,
dan ben ik weer dichtbij,
ik ben altijd dichtbij.

Wanneer ik de maandag daarna een avond voor doopouders moet leiden, neem ik de cd van de voorstelling mee, en draai dit lied als opening. Dat gevoel van nabijheid is iets kostbaars, dat niet alleen in de kraamtijd, maar vele jaren ervaarbaar is.  Het kan in sommige fases, zoals in de puberteit, een herinnering zijn die je kracht geeft om die fase door te komen. En zelfs nu mijn kinderen groot zijn en meer en meer hun eigen weg gaan, ervaar ik die nabijheid. Misschien niet lichamelijk, maar wel als verbondenheid met elkaar. De verbondenheid blijft, hoe dan ook. Ik ben altijd dichtbij.

Zo herinner ik mij een gesprek met mijn oud-tante, met wie ik na het overlijden van mijn oma een bijzondere band kreeg. Zij was, net als mijn oma, heel open en wij praatten over alle mogelijke onderwerpen. Die gesprekken hebben mij veel gegeven en hebben mij in mijn jaren van jong-volwassen zijn gevormd. Zij leerde mij dat moeder-zijn voor altijd is. Op haar hoge leeftijd voelde zij nog steeds dat dichtbij-zijn heel intens. Het was een openbaring voor mij. Ik was als jong-volwassene mij juist los aan het maken van mijn ouders – maar besefte ineens dat die verbondenheid dieper gaat. Moeder word je niet voor even. Dat is mooi en soms moeilijk tegelijk. Maar het is in elk geval iets om van te zingen.