Een ontelbaar keer gestopte onderbroek tot kunst verheven –
dat zie je bijna nergens. Behalve dan in Workum bij het Jopie Huisman Museum.
Jopie Huisman was een oudijzerkoopman en voddenboer die ook schilderde. In zijn
drukke bestaan was het schilderen een tijd lang op de achtergrond geraakt. Tot
er een crisis in zijn leven kwam: een scheiding. Hij keek ineens anders naar
die lompen, die weggegooide kledingstukken. Hij herkende zichzelf erin: weg
gedaan, afgeschaft. Hij begon zo'n oude, eindeloos verstelde onderbroek die hij
tussen de vodden vond te schilderen en zo ontstond zijn eigen stijl.
In de loop van de geschiedenis zijn het steeds de rijke en
invloedrijke mensen geweest die hun sporen hebben nagelaten tot in onze tijd.
Naar hen zijn straten genoemd, voor hen zijn monumenten opgericht, hun kleding
en huisraad zijn te vinden in musea en hun huizen en kastelen trotseren de
tijd.
Van belangrijke mensen werden portretten geschilderd. Zij
dragen weelderige kanten kragen, dure stoffen met zilveren knopen: kleding van
waarde. Bij de voddenboer komt die kleding niet terecht. Daar vind je
afgedragen en tot op de draad versleten kleding van de armen.
Maar net als die dure jurken met kant hebben ook die
versleten kledingstukken hun verhaal. Niet het verhaal van grote namen en van
de geschiedenisboekjes en standbeelden. Maar het verhaal van de kleine, gewone
mensen die hard moesten werken en weinig te kiezen hadden. Ze deden wat gedaan
moest worden en ze waren blij als dat genoeg opleverde om van te leven. Deze
mensen kregen en krijgen geen waardering. En dat terwijl ze de geschiedenis
'dragen'; zonder deze gewone mensen, de werklieden, de huisvrouwen, de
fabrieksarbeiders, vissers, boeren, boerenknechten en ambachtslieden kan geen
maatschappij functioneren. Dan wordt er geen huis gebouwd, geen brood gebakken,
geen melk gedronken. Vreemd genoeg gaat de waardering altijd uit naar de
bestuurders: stadhouders, de adel, de burgemeester en ga zo maar door.
Jopie Huisman schilderde nu juist niet de zijden gewaden van
de adel, maar de ontelbaar vaak gestopte onderbroek van een gewone arbeider. De
onderbroek getuigt van armoede, zuinigheid en van hard werken. Hij getuigt van
geduld en aandacht. Van de dingen op waarde schatten en ze gebruiken tot het
echt niet meer gaat.
Zo worden deze
schilderijen een ode aan de gewone hardwerkende mannen en vrouwen die onze
maatschappij opbouwden. Moeders, vaders, grootmoeders, grootvaders,
landarbeiders en fabrieksarbeiders van wie de namen in vergetelheid raakten. Maar
hier in het Jopie Huisman Museum is een monument voor hen opgericht.
In onze tijd van verspilling en van een steeds groter
wordende kloof tussen rijk en arm, kunnen deze schilderijen ons veel leren. Hoe
verdelen wij de rijkdom op onze wereld? Hoe gaan wij met ons bezit om?
Achteloos en zonder besef van de waarde ervan?
Jopie Huisman wilde zijn schilderijen niet verkopen. Ik vind
dat mooi, want door er veel geld mee te verdienen zou hij afbreuk gedaan hebben
aan waar de schilderijen voor staan. Hij heeft ze geschonken aan de stad Workum
en zo zijn ze nu voor iedereen te zien: als een tegenwicht tegen alle
dikdoenerij en grootheidswaan, tegen alle verspilling, armoede en onrecht. Als
een oproep tot geduld en aandacht, tot waardering van het kleine en gewone.
Freek de Jonge noemde het Jopie Huisman Museum het museum
van het mededogen. Dat dit mededogen onze kijk op de wereld en ons omgaan met
de dingen mag veranderen!
Voor meer informatie en de kunst van Jopie Huisman: www.jopiehuismanmuseum.nl