Het is leuk om te kijken hoe mensen hun huis en hun tuin inrichten. Soms met grote zorg en veel precisie, soms heel los of zelfs onverschillig. Er zijn huizen met allemaal gesloten gordijnen; alles dicht, en andere zijn heel open en uitnodigend. Sommige zijn strak in stijl, andere creatief en rommelig. In veel tuinen zijn mensen aan het werk. Anderen wonen in een flat en zitten op hun balkon te eten. Ook balkons kun je heel verschillend inrichten. Sommigen hebben er een grote schotelantenne staan, anderen bakken met planten en op een balkon hangt een kleurige hangmat. Er zijn huizen bij met camera’s en stikkers: dit huis is beveiligd. Bij andere huizen staat de deur open.
Binnenkort houd ik een meditatieve avond over het thema ‘huis-thuis,’ en al lopend denk ik daar over na. Wat maakt dat je je ergens thuis voelt? Wat maakt een huis tot een thuis? Ik zie huizen waar ik op het eerste gezicht niet zou willen wonen. Maar er zijn ook huizen met een heel andere uitstraling, waarvan ik denk dat ze bij mij zouden passen. Aan de andere kant heb ik geleerd dat een huis datje op het eerste gezicht niet zou kiezen, toch je thuis kan worden. Zo hebben wij in allerlei pastorieën gewoond, en dat huis hoort gewoon bij de baan. Elk huis had wel nadelen: het ene aan een drukke weg, het andere heel donker, of veel te groot of juist te klein. Maar elke pastorie is echt ons thuis geworden. Je neemt je eigen sfeer mee, en vooral: waar de mensen zijn die bij je horen, en waar je je veilig en geborgen kunt voelen, daar ben je thuis.
Marinus van den Berg heeft het mooi verwoord in zijn gedicht “Thuis”(fragment):
Waar liefde is en zorg om elkaar,
daar is het goed wonen.
Waar gehuild kan worden en gelachen,
daar kunnen mensen leven.
Waar niets verborgen hoeft te worden,
daar kan een mens geborgen zijn.
Waar verdriet en pijn worden gedeeld,
daar worden mensen een thuis voor elkaar.
foto: Auke-Florian Hiemstra |